Another nice Blog with information about Icelandic music.
http://egillhardar.com/music/?page_id=286
mánudagur, janúar 29, 2007
fimmtudagur, janúar 25, 2007
Iceland Airwaves 2005 Review Magazine Oor (The Netherlands)
MYSTERIEUZE VERDWIJNING OOR JOURNALISTEN IN IJSLAND
Herman van der Horst
31-10-2005
Bericht van het ICELAND AIRWAVES festival, zoals nagelaten door twee verslaggevers. Van beide heren ontbreekt momenteel ieder spoor.
Terwijl we van het vliegveld in Keflavík door het onwerkelijke maanlandschap richting Reykjavík rijden, is er tijd om de feiten te checken. De eerste aflevering van het Iceland Airwaves festival (1999) vond plaats in een vliegtuighangar. Sindsdien is het uitgegroeid tot een van de grootste, steevast uitverkochte, attracties van het Noordelijke halfrond. Het vierdaagse festival (plus een zondagse toegift) is enigszins te vergelijken met Lowlands, met dit verschil dat er geen tenten zijn. Nooit van zijn leven zul je een IJslander in een tent krijgen. Zelfs niet om er de nacht door te brengen, want IJslanders slapen nooit.
Zo’n 160 acts spelen in een zestal binnenlocaties, die allemaal op spuugafstand van elkaar in het hartje van Reykjavík liggen. Die locaties variëren van het Hafnarhúsiđ, de grote, gewelfde Gothic hal van het kunstmuseum, tot het kleine, zweterige rock & roll café Grand Rokk, met de beste selectie malt whiskeys in de aanbieding. Het riante Nasa, zeg maar het Paradiso van Reykjavík, is het meest gewild. Voor de deur van dit prachtige houten gebouw strekt zich altijd een lange rij uit. Maar het is geen rij van lijdzaam wachtenden, zoals je die in Engeland aantreft. De Nasa-rij is een begrip; een onvergelijkbare ervaring op zich. Hier leer je de ware aard van de IJslanders kennen; de onbevangen en vrijzinnige geest, de vriendelijkheid en hun natuurlijke hang naar absurde humor. Hoe elegant ze over hun nek kunnen gaan. En hoeveel lak ze hebben aan het trendy beeld dat de rest van de wereld van hen heeft. Voor de meest indrukwekkende lichtshow ter wereld, hoef je alleen maar omhoog te kijken. Hoewel het Noorderlicht haar volle psychedelische pracht pas later in het jaar openbaart. Tegen die tijd ben je hoogstwaarschijnlijk door je geld heen, maar hé, daarvoor ben je op IJsland.
Bij Nasa aangekomen, bemerken we tot onze ontsteltenis dat we ANNIE hebben gemist. Noorse Annie, godbetere! De nieuwe Madonna stond hier gisteren. Gelukkig vinden we haar tasje nog wel op de heren-w.c., die naarmate de avond vordert ook als dames-w.c. dienst doet. Dat heeft bepaalde hygiënische voordelen. Als je bijvoorbeeld na het urineren meteen de propvolle w.c. wilt verlaten, roepen die schattig mooie Viking meisjes in hun beste Engels: ‘Hey, dirty motherfucker! Handen wassen! ‘In de buurt van IJslandse pisbakken is het sowieso oppassen geblazen. Zonder dat je erop bedacht bent, kan er zomaar plotseling een harde kotsstraal jouw richting op spuiten. Met een razendsnelle beweging weet de fotograaf zo’n straal te ontwijken. De omstanders knikken bewonderend: ‘Nice move, man!’
Dat laatste zeggen we ook tegen DANÍEL ÁGÚST, wanneer hij zich even later op het podium aan enige gymnastische strekoefeningen waagt. Ágúst is de voormalige leadzanger van de IJslandse groep Gus Gus en hij ziet eruit als een jonge versie van Catweazle. Tijdens zijn strekoefeningen zingt hij met een grafstem, begeleid door zwaarmoedige strijkers, elektronisch gesis en gebliep en het geluid van doortrekkende w.c.’s. Op het projectiescherm achter hem worden filmpjes vertoond, onder meer van een dame die een pannenkoek bakt. Voor de rest is er geen muzikant te bekennen. Die kan Ágúst zich niet permitteren, zo vernemen we van een andere muzikant. Wij knikken begrijpend en kijken verder naar deze merkwaardige karaoke-show van gym en grafmuziek.
Opvallend is dat IJslandse muzikanten zich zelden backstage verbergen, maar zich als vanzelfsprekend onder het publiek mengen en altijd elkaars optredens bezoeken. Zelfs Björk huppelt hier vanavond onbekommerd door de zaal. Niemand die er van op kijkt. Ondertussen kijken wij of het festival ook nog iets vrolijkers te bieden heeft. Er valt te kiezen uit groepen als The Zutons, Zoot Woman en Juliette & The Licks, maar die kun je elders ook zien. Liever duiken we in het rijke aanbod van IJslandse bodem, dat meer dan 80 % van het festival uitmaakt. Omvat alles tussen singer-songwriters, laptop fröbelaars, DJ’s, metal, garage en de meest uiteenlopende dance varianten. Daarbij laten we ons geheel op de gok leiden door mooie namen. Zoals DR. DISCO SHRIMP, een elektro house trio dat gehuld gaat in korte broeken en vlinderdasjes. Smaakt stukken beter dan haaienvlees, maar toch ontbreekt er iets aan. Fluks een frisse neus halen op weg naar Pravda, een met staalstrak chroom en art-deco ingerichte club. IJselijk cool. Vallen er pardoes in een enerverende ambient-techno set van DJ FRANK MURDER, waarvoor zelfs wij in beweging moeten komen. En dat wil wat zeggen.
Voor een rockgroep die zich Manke Hoer (HÖLT HÓRA) noemt, neemt dit vijftal zichzelf opvallend serieus. Rocksterren in de dop. Ook een niet te versmaden naam: TONY THE PONY. Vier mooie jongens, quasi onschuldig en met gevoel voor humor. Jammer van die richtingloze muziek. Wel een ideale novelty-act voor festivals is BRÚĐARBANDIĐ, oftewel de Band der Bruiden. Zeven getatoeëerde punkmeiden, allemaal gekleed in bruidsjaponnen. Compleet met een accordeoniste stuiteren ze tussen The Slits, The Banshees, de B-52’s en weer terug. Zodra de gitariste Skál! roept, staat de Grand Rokk op zijn kop. En wanneer ze even later om een biertje vraagt, krijgt ze prompt een glas over d’r japon. Maar niets kan de goeie stemming drukken.
Enigszins verdwaast sjokken we de volgende middag door het knusse centrum van Reykjavík. Onverwacht stuiten we op TRABANT. De foutste glamrockband van het Noorden geeft een onbezoldigd optreden in het platenzaakje 12 Tonár. De beste platenwinkel van IJsland en tevens de thuisbasis van het gelijknamige indie-label. Gehuisvest in een karakteristiek houten huisje met een golfplaten dak aan de Skólavörđustig, een zijstraat van Reykjavíks winkelstraat Laugavegur. Hier brengen ze hun spectaculaire show op de vierkante centimeter; zelfs de confettikanonnen zijn ditmaal op speelgoed formaat. Niettemin scheelt het maar een haartje of de groepsleden zouden dwars door de bollende winkelruiten zijn geknald. Later die avond wurmen we ons in de propvolle Gothische hal van het Hafnarhúsiđ. Waar IJslands zwaarste jongens Minus blijken te zijn vervangen door VOICST. Dit Nederlandse powerpoptrio vervult ons echter geenszins met gepaste trots. Hun liedjes ben je meteen weer vergeten. Nee, in die sector heeft IJsland een sterkere troef: JAN MAYEN. Onthoud die naam. Jan Mayen is geen Scandinavische troubadour, maar een piepjong gitaarkwartet dat zich vernoemd heeft naar een piepklein eilandje, midden in de Noordelijke IJszee, halverwege IJsland en Spitsbergen. Hun song "Nick Cave Is A Real Motherfucker" is een lokale klassieker. Binnenkort hoor je meer over deze hoogkinetische kruising tussen Strokes en Sonic Youth.
Of de rootsreggae van HJÁLMAR het verder zal schoppen dan de IJslandse fjorden, is de vraag. Ze zingen dan ook in hun moerstaal. Het effect is weinig meer dan curieus te noemen; al klinken ze wel retenstrak. Wij wandelen de hoek om, huilen even naar de volle maan, steken de straat over en duiken in de Þjóđleikhúskjallarinn. Voor je dat kunt uitspreken, sta je allang aan de Edward Hopper achtige spiegelbar van deze fraai geoutilleerde kelder van het Nationale Theater. Diep in de nacht wandelt JAGÚAR het podium op. Het zeven koppige funkgezelschap, onder aanvoering van de muzikale duizendpoot en trombonist Samúel Jón Samúelsson, bijgenaamd Uncle Sam. In een vloeiende beweging brengen ze de zaal aan de kook met heftige jaren zeventig funk, doorspekt met de ene stuiterende solo na de andere. Waarbij Sammi het publiek en passant flink inpepert hoe dat ook alweer precies moet: de Funky Chicken. Zo’n vlijmscherpe ritmesectie van vlees en bloed is een verademing tussen het overaanbod surrogaat Basement Jaxxen die we op dit festival geconsumeerd hebben. Jagúar verdient meer dan lovende woorden van James Brown en het jaarlijkse uitje in de Londense Ronnie Scott club.
‘Je verwacht drie dingen als je naar een optreden komt’, sneert een duidelijk geïrriteerde EINAR ÖRN tot het publiek. ‘Eén: dat wij (Örn en zijn knoppendraaiende handlanger Bibi Curver) komen opdagen. Twee: dat de rest van de band komt opdagen. En drie: dat de geluidsinstallatie werkt.’ Aan twee van zijn wensen wordt in ieder geval voldaan gedurende deze gedenkwaardige avond in Gaukur Á Stöng. Een drie verdiepingen tellende pub, die haar deuren al opende toen het bier nog illegaal was in IJsland. De voormalige Sugarcubes bassist/rapper en zijn drillende tandartsen uit het inferno tarten het noodlot. Niet alleen voert Ghostigital de toeschouwers naar de hoogste toppen van de waanzin – ze krijgen het ook voor elkaar om het toch vrij degelijk ogende P.A. systeem volledig aan gort te spelen. Zelf omschrijven ze hun stijl als IJslandse hiphop-techno-dub. Bastonen die je botten doen verpulveren, saxofoons die loeien als misthoorns en gitaren die je oren strelen als flitsende machettes. Hoog daarboven stuitert Einar Örn rond in zijn rugbyshirt. Hij piept zijn geheimtaal als een krankzinnige kapitein van een dodenschip dat ons regelrecht naar de Onderwereld voert. Deze groep is de ergste nachtmerrie voor iedere epilepticus. Griezelig en lachwekkend tegelijk. Maar het engst is Einar’s zoontje Kaktus, die op een rood zaktrompetje blaast met de ernstige toewijding van een 12-jarige. Juist als Einar zijn troepen naar een tandenknarsende finale jaagt, geven de speakers het op. Een luide kraak. Een knal. En dan een onbehagelijke stilte. Een passend einde. De enige andere manier om zo’n concert te concluderen, was om de pub in de hens te steken.
Het is toch al een onbetamelijk avondje geweest. De leadzanger van THE END schoof een banaan in zijn broek, terwijl een dik meisje over het podium huppelde. BEN FROST en VALGEIR SIGURĐSSON trakteerden iedereen op een onfortuinlijke portie sonische masturbatie. DÁĐADRENGIR gooiden emmers met wodka over het publiek uit en de leadzanger van Kimono bestond het om een T-shirt te dragen. De enigen die waardigheid in deze IJslandse chaos kunnen brengen, zijn THE MITCHELL BROTHERS, het nieuwste UK garage exportproduct, dat een connectie heeft met Mike Skinner (The Streets). Van deze Brothers (in werkelijkheid neven) leren we onder meer dat DSS, de Britse sociale dienst, eigenlijk staat voor Dickheads Standing Still. Binnen mum van tijd is de zaal veranderd in een zee van knikkende Viking koppies en pompende knuistjes. Wanneer Teddy en Tony het publiek in twee kampen opdeelt en de helften instrueert om fuck off tegen elkaar te roepen, is de euforie compleet. Kortom, een hartverwarmend voorbeeld van broederschap en gezelligheid, zoals je die alleen op IJsland aantreft.
Het meest onvergetelijke hoogtepunt van het Iceland Airwaves festival vindt plaats op zaterdag. Klokslag twaalf uur ‘s middags vertrekt een zestal bussen met ietwat pips uitziende festivalgangers vanuit Reykjavíks centrum naar iets wat bekent staat als de Blue Lagoon Hangover Party. De tocht voert door een landschap waarvan de zangeres van Within Temptation spontaan zou gaan menstrueren en die iedere fantasy filmregisseur natte dromen bezorgt. Na een minuut of veertig doemen de machtige stoompluimen tussen de uitgestrekte lavaformaties op. Dit in een lavaveld aangelegde meer heet Bláa Lóniđ, oftewel de Blue Lagoon. Het 70°C warme water van de Blue Lagoon komt uit 1800 meter diepe bronnen en heeft een melkachtig-lichtblauwe kleur. Er hangt een droomachtige nevel overheen. Aan het water en de witte kleiafzetting op de bodem wordt een heilzame werking toegeschreven. Het is raadzaam om zwemkleding mee te nemen. Er zijn kleedruimtes met douches, een bovenmatig goed restaurant, een souvenirwinkel en een hotel.
In dat restaurant lopen we tegen actrice Juliette Lewis (Natural Born Killers) op. De avond tevoren stormde ze nog heel stoer met een Viking helm getooid het podium op. Maar nu wil ze niet in het water. De festivalgangers weten wel beter. Dit is de ultieme chill ervaring. Over het water lopen houten bruggetjes, vanwaar obers gratis staalblauwe drankjes uitdelen. Iets anders bestellen kan ook; betalen doe je via de chip op het polsbandje dat iedere bader krijgt. De passende chillmuziek wordt ditmaal verzorgd door HERMIGERVILL. Deze goedlachse IJslander tovert met behulp van een batterij toetsen, twee draaitafels en een gitaar een bezwerende mengeling van trip- en hiphop, lounge, funky grooves en een vleug stoner rock. Al improviserend mondt het uit in het soort muziek dat DJ Shadow had moeten maken na zijn debuutplaat, maar wat hem nooit lukte.
‘Mijn vingers bevriezen’, verontschuldigt Hermigervill zich. ‘Zo kan ik niet spelen wat ik wil.’ De temperatuur komt net iets boven het vriespunt uit, maar door het frisse windje dat over de lava vlakten raast, ligt de gevoelstemperatuur stukken lager. Na een uurtje vlucht hij verkleumd naar binnen. Vervolgens wordt hij voor zoveel toegiften terug geroepen, dat hij door zijn liedjes heen raakt en van de weeromstuit een plaatje opzet. Het onbeschrijflijke, high makende oermoeder gevoel dat het Lagoon water je bezorgt, daar kan nog geen gezinspak XTC tegenop. Samen met de andere partygangers zweven we in een volmaakt ontspannen trance, die een eeuwigheid lijkt te duren. De Lagoon ervaring is niets meer of minder dan een wedergeboorte.
Rest ons nog even melding te maken van de muzikale klapper: ARCHITECTURE IN HELSINKI. Onthoud die naam. Ze komen weliswaar uit Melbourne, maar dat is niet hun schuld. Nasa is tot de laatste centimeter volgepropt, wanneer de acht mans/vrouws groep het podium betreedt. Kijk even mee, van links naar rechts: twee trombones, een trompet, een tuba, een miniharp, twee keyboards, twee gitaren, bas plus shakers, triangel, meer shakers, tamboerijnen en genoeg koebellen om een Alpenweide te vullen. En dan zijn ze nog niet eens begonnen! Het begrip Big Band krijgt een geheel nieuwe definitie. Een vrolijk tuimelende explosie van blaaskoralen, aanstekelijke koortjes, Motown beats, rap, folkpopgrooves en nog veel meer. Vlak voordat dit tomeloze gezelschap losbarst in de discoachtige uitsmijter Do The Wirlwind, verklaart leadzanger Cameron Bird: ‘Dit is een van de meest surrealistische en verbazingwekkende ervaringen uit onze levens.’ Een constatering die wij volmondig kunnen beamen, terwijl we, omzichtig de kotsplekken op de straten van Reykjavík ontwijkend, een restaurant opzoeken. Nauwelijks hebben we de eenvoudige doch voedzame maaltijd achter de kiezen, of het Russische volkslied dendert op orkaansterkte door het etablissement. We blijken in een Russian Tea Party te zijn beland. In een waas zien we de dienbladen vol wodka voorbij schuiven. Skal! Plotseling gebeurt er iets merkwaardigs…
Hier houdt het geschreven bericht, zoals aangeleverd door onze twee verslaggevers, abrupt op. Sindsdien is er niets meer van hen vernomen. Misschien dat ze weer boven water komen tijdens de unieke plaatpresentatie die Sigur Rós eind november in IJsland zal geven.
Zie voor meer informatie www.icelandairwaves.com
Source:
http://www.oor.nl/news_details.asp?id=2217
Herman van der Horst
31-10-2005
Bericht van het ICELAND AIRWAVES festival, zoals nagelaten door twee verslaggevers. Van beide heren ontbreekt momenteel ieder spoor.
Terwijl we van het vliegveld in Keflavík door het onwerkelijke maanlandschap richting Reykjavík rijden, is er tijd om de feiten te checken. De eerste aflevering van het Iceland Airwaves festival (1999) vond plaats in een vliegtuighangar. Sindsdien is het uitgegroeid tot een van de grootste, steevast uitverkochte, attracties van het Noordelijke halfrond. Het vierdaagse festival (plus een zondagse toegift) is enigszins te vergelijken met Lowlands, met dit verschil dat er geen tenten zijn. Nooit van zijn leven zul je een IJslander in een tent krijgen. Zelfs niet om er de nacht door te brengen, want IJslanders slapen nooit.
Zo’n 160 acts spelen in een zestal binnenlocaties, die allemaal op spuugafstand van elkaar in het hartje van Reykjavík liggen. Die locaties variëren van het Hafnarhúsiđ, de grote, gewelfde Gothic hal van het kunstmuseum, tot het kleine, zweterige rock & roll café Grand Rokk, met de beste selectie malt whiskeys in de aanbieding. Het riante Nasa, zeg maar het Paradiso van Reykjavík, is het meest gewild. Voor de deur van dit prachtige houten gebouw strekt zich altijd een lange rij uit. Maar het is geen rij van lijdzaam wachtenden, zoals je die in Engeland aantreft. De Nasa-rij is een begrip; een onvergelijkbare ervaring op zich. Hier leer je de ware aard van de IJslanders kennen; de onbevangen en vrijzinnige geest, de vriendelijkheid en hun natuurlijke hang naar absurde humor. Hoe elegant ze over hun nek kunnen gaan. En hoeveel lak ze hebben aan het trendy beeld dat de rest van de wereld van hen heeft. Voor de meest indrukwekkende lichtshow ter wereld, hoef je alleen maar omhoog te kijken. Hoewel het Noorderlicht haar volle psychedelische pracht pas later in het jaar openbaart. Tegen die tijd ben je hoogstwaarschijnlijk door je geld heen, maar hé, daarvoor ben je op IJsland.
Bij Nasa aangekomen, bemerken we tot onze ontsteltenis dat we ANNIE hebben gemist. Noorse Annie, godbetere! De nieuwe Madonna stond hier gisteren. Gelukkig vinden we haar tasje nog wel op de heren-w.c., die naarmate de avond vordert ook als dames-w.c. dienst doet. Dat heeft bepaalde hygiënische voordelen. Als je bijvoorbeeld na het urineren meteen de propvolle w.c. wilt verlaten, roepen die schattig mooie Viking meisjes in hun beste Engels: ‘Hey, dirty motherfucker! Handen wassen! ‘In de buurt van IJslandse pisbakken is het sowieso oppassen geblazen. Zonder dat je erop bedacht bent, kan er zomaar plotseling een harde kotsstraal jouw richting op spuiten. Met een razendsnelle beweging weet de fotograaf zo’n straal te ontwijken. De omstanders knikken bewonderend: ‘Nice move, man!’
Dat laatste zeggen we ook tegen DANÍEL ÁGÚST, wanneer hij zich even later op het podium aan enige gymnastische strekoefeningen waagt. Ágúst is de voormalige leadzanger van de IJslandse groep Gus Gus en hij ziet eruit als een jonge versie van Catweazle. Tijdens zijn strekoefeningen zingt hij met een grafstem, begeleid door zwaarmoedige strijkers, elektronisch gesis en gebliep en het geluid van doortrekkende w.c.’s. Op het projectiescherm achter hem worden filmpjes vertoond, onder meer van een dame die een pannenkoek bakt. Voor de rest is er geen muzikant te bekennen. Die kan Ágúst zich niet permitteren, zo vernemen we van een andere muzikant. Wij knikken begrijpend en kijken verder naar deze merkwaardige karaoke-show van gym en grafmuziek.
Opvallend is dat IJslandse muzikanten zich zelden backstage verbergen, maar zich als vanzelfsprekend onder het publiek mengen en altijd elkaars optredens bezoeken. Zelfs Björk huppelt hier vanavond onbekommerd door de zaal. Niemand die er van op kijkt. Ondertussen kijken wij of het festival ook nog iets vrolijkers te bieden heeft. Er valt te kiezen uit groepen als The Zutons, Zoot Woman en Juliette & The Licks, maar die kun je elders ook zien. Liever duiken we in het rijke aanbod van IJslandse bodem, dat meer dan 80 % van het festival uitmaakt. Omvat alles tussen singer-songwriters, laptop fröbelaars, DJ’s, metal, garage en de meest uiteenlopende dance varianten. Daarbij laten we ons geheel op de gok leiden door mooie namen. Zoals DR. DISCO SHRIMP, een elektro house trio dat gehuld gaat in korte broeken en vlinderdasjes. Smaakt stukken beter dan haaienvlees, maar toch ontbreekt er iets aan. Fluks een frisse neus halen op weg naar Pravda, een met staalstrak chroom en art-deco ingerichte club. IJselijk cool. Vallen er pardoes in een enerverende ambient-techno set van DJ FRANK MURDER, waarvoor zelfs wij in beweging moeten komen. En dat wil wat zeggen.
Voor een rockgroep die zich Manke Hoer (HÖLT HÓRA) noemt, neemt dit vijftal zichzelf opvallend serieus. Rocksterren in de dop. Ook een niet te versmaden naam: TONY THE PONY. Vier mooie jongens, quasi onschuldig en met gevoel voor humor. Jammer van die richtingloze muziek. Wel een ideale novelty-act voor festivals is BRÚĐARBANDIĐ, oftewel de Band der Bruiden. Zeven getatoeëerde punkmeiden, allemaal gekleed in bruidsjaponnen. Compleet met een accordeoniste stuiteren ze tussen The Slits, The Banshees, de B-52’s en weer terug. Zodra de gitariste Skál! roept, staat de Grand Rokk op zijn kop. En wanneer ze even later om een biertje vraagt, krijgt ze prompt een glas over d’r japon. Maar niets kan de goeie stemming drukken.
Enigszins verdwaast sjokken we de volgende middag door het knusse centrum van Reykjavík. Onverwacht stuiten we op TRABANT. De foutste glamrockband van het Noorden geeft een onbezoldigd optreden in het platenzaakje 12 Tonár. De beste platenwinkel van IJsland en tevens de thuisbasis van het gelijknamige indie-label. Gehuisvest in een karakteristiek houten huisje met een golfplaten dak aan de Skólavörđustig, een zijstraat van Reykjavíks winkelstraat Laugavegur. Hier brengen ze hun spectaculaire show op de vierkante centimeter; zelfs de confettikanonnen zijn ditmaal op speelgoed formaat. Niettemin scheelt het maar een haartje of de groepsleden zouden dwars door de bollende winkelruiten zijn geknald. Later die avond wurmen we ons in de propvolle Gothische hal van het Hafnarhúsiđ. Waar IJslands zwaarste jongens Minus blijken te zijn vervangen door VOICST. Dit Nederlandse powerpoptrio vervult ons echter geenszins met gepaste trots. Hun liedjes ben je meteen weer vergeten. Nee, in die sector heeft IJsland een sterkere troef: JAN MAYEN. Onthoud die naam. Jan Mayen is geen Scandinavische troubadour, maar een piepjong gitaarkwartet dat zich vernoemd heeft naar een piepklein eilandje, midden in de Noordelijke IJszee, halverwege IJsland en Spitsbergen. Hun song "Nick Cave Is A Real Motherfucker" is een lokale klassieker. Binnenkort hoor je meer over deze hoogkinetische kruising tussen Strokes en Sonic Youth.
Of de rootsreggae van HJÁLMAR het verder zal schoppen dan de IJslandse fjorden, is de vraag. Ze zingen dan ook in hun moerstaal. Het effect is weinig meer dan curieus te noemen; al klinken ze wel retenstrak. Wij wandelen de hoek om, huilen even naar de volle maan, steken de straat over en duiken in de Þjóđleikhúskjallarinn. Voor je dat kunt uitspreken, sta je allang aan de Edward Hopper achtige spiegelbar van deze fraai geoutilleerde kelder van het Nationale Theater. Diep in de nacht wandelt JAGÚAR het podium op. Het zeven koppige funkgezelschap, onder aanvoering van de muzikale duizendpoot en trombonist Samúel Jón Samúelsson, bijgenaamd Uncle Sam. In een vloeiende beweging brengen ze de zaal aan de kook met heftige jaren zeventig funk, doorspekt met de ene stuiterende solo na de andere. Waarbij Sammi het publiek en passant flink inpepert hoe dat ook alweer precies moet: de Funky Chicken. Zo’n vlijmscherpe ritmesectie van vlees en bloed is een verademing tussen het overaanbod surrogaat Basement Jaxxen die we op dit festival geconsumeerd hebben. Jagúar verdient meer dan lovende woorden van James Brown en het jaarlijkse uitje in de Londense Ronnie Scott club.
‘Je verwacht drie dingen als je naar een optreden komt’, sneert een duidelijk geïrriteerde EINAR ÖRN tot het publiek. ‘Eén: dat wij (Örn en zijn knoppendraaiende handlanger Bibi Curver) komen opdagen. Twee: dat de rest van de band komt opdagen. En drie: dat de geluidsinstallatie werkt.’ Aan twee van zijn wensen wordt in ieder geval voldaan gedurende deze gedenkwaardige avond in Gaukur Á Stöng. Een drie verdiepingen tellende pub, die haar deuren al opende toen het bier nog illegaal was in IJsland. De voormalige Sugarcubes bassist/rapper en zijn drillende tandartsen uit het inferno tarten het noodlot. Niet alleen voert Ghostigital de toeschouwers naar de hoogste toppen van de waanzin – ze krijgen het ook voor elkaar om het toch vrij degelijk ogende P.A. systeem volledig aan gort te spelen. Zelf omschrijven ze hun stijl als IJslandse hiphop-techno-dub. Bastonen die je botten doen verpulveren, saxofoons die loeien als misthoorns en gitaren die je oren strelen als flitsende machettes. Hoog daarboven stuitert Einar Örn rond in zijn rugbyshirt. Hij piept zijn geheimtaal als een krankzinnige kapitein van een dodenschip dat ons regelrecht naar de Onderwereld voert. Deze groep is de ergste nachtmerrie voor iedere epilepticus. Griezelig en lachwekkend tegelijk. Maar het engst is Einar’s zoontje Kaktus, die op een rood zaktrompetje blaast met de ernstige toewijding van een 12-jarige. Juist als Einar zijn troepen naar een tandenknarsende finale jaagt, geven de speakers het op. Een luide kraak. Een knal. En dan een onbehagelijke stilte. Een passend einde. De enige andere manier om zo’n concert te concluderen, was om de pub in de hens te steken.
Het is toch al een onbetamelijk avondje geweest. De leadzanger van THE END schoof een banaan in zijn broek, terwijl een dik meisje over het podium huppelde. BEN FROST en VALGEIR SIGURĐSSON trakteerden iedereen op een onfortuinlijke portie sonische masturbatie. DÁĐADRENGIR gooiden emmers met wodka over het publiek uit en de leadzanger van Kimono bestond het om een T-shirt te dragen. De enigen die waardigheid in deze IJslandse chaos kunnen brengen, zijn THE MITCHELL BROTHERS, het nieuwste UK garage exportproduct, dat een connectie heeft met Mike Skinner (The Streets). Van deze Brothers (in werkelijkheid neven) leren we onder meer dat DSS, de Britse sociale dienst, eigenlijk staat voor Dickheads Standing Still. Binnen mum van tijd is de zaal veranderd in een zee van knikkende Viking koppies en pompende knuistjes. Wanneer Teddy en Tony het publiek in twee kampen opdeelt en de helften instrueert om fuck off tegen elkaar te roepen, is de euforie compleet. Kortom, een hartverwarmend voorbeeld van broederschap en gezelligheid, zoals je die alleen op IJsland aantreft.
Het meest onvergetelijke hoogtepunt van het Iceland Airwaves festival vindt plaats op zaterdag. Klokslag twaalf uur ‘s middags vertrekt een zestal bussen met ietwat pips uitziende festivalgangers vanuit Reykjavíks centrum naar iets wat bekent staat als de Blue Lagoon Hangover Party. De tocht voert door een landschap waarvan de zangeres van Within Temptation spontaan zou gaan menstrueren en die iedere fantasy filmregisseur natte dromen bezorgt. Na een minuut of veertig doemen de machtige stoompluimen tussen de uitgestrekte lavaformaties op. Dit in een lavaveld aangelegde meer heet Bláa Lóniđ, oftewel de Blue Lagoon. Het 70°C warme water van de Blue Lagoon komt uit 1800 meter diepe bronnen en heeft een melkachtig-lichtblauwe kleur. Er hangt een droomachtige nevel overheen. Aan het water en de witte kleiafzetting op de bodem wordt een heilzame werking toegeschreven. Het is raadzaam om zwemkleding mee te nemen. Er zijn kleedruimtes met douches, een bovenmatig goed restaurant, een souvenirwinkel en een hotel.
In dat restaurant lopen we tegen actrice Juliette Lewis (Natural Born Killers) op. De avond tevoren stormde ze nog heel stoer met een Viking helm getooid het podium op. Maar nu wil ze niet in het water. De festivalgangers weten wel beter. Dit is de ultieme chill ervaring. Over het water lopen houten bruggetjes, vanwaar obers gratis staalblauwe drankjes uitdelen. Iets anders bestellen kan ook; betalen doe je via de chip op het polsbandje dat iedere bader krijgt. De passende chillmuziek wordt ditmaal verzorgd door HERMIGERVILL. Deze goedlachse IJslander tovert met behulp van een batterij toetsen, twee draaitafels en een gitaar een bezwerende mengeling van trip- en hiphop, lounge, funky grooves en een vleug stoner rock. Al improviserend mondt het uit in het soort muziek dat DJ Shadow had moeten maken na zijn debuutplaat, maar wat hem nooit lukte.
‘Mijn vingers bevriezen’, verontschuldigt Hermigervill zich. ‘Zo kan ik niet spelen wat ik wil.’ De temperatuur komt net iets boven het vriespunt uit, maar door het frisse windje dat over de lava vlakten raast, ligt de gevoelstemperatuur stukken lager. Na een uurtje vlucht hij verkleumd naar binnen. Vervolgens wordt hij voor zoveel toegiften terug geroepen, dat hij door zijn liedjes heen raakt en van de weeromstuit een plaatje opzet. Het onbeschrijflijke, high makende oermoeder gevoel dat het Lagoon water je bezorgt, daar kan nog geen gezinspak XTC tegenop. Samen met de andere partygangers zweven we in een volmaakt ontspannen trance, die een eeuwigheid lijkt te duren. De Lagoon ervaring is niets meer of minder dan een wedergeboorte.
Rest ons nog even melding te maken van de muzikale klapper: ARCHITECTURE IN HELSINKI. Onthoud die naam. Ze komen weliswaar uit Melbourne, maar dat is niet hun schuld. Nasa is tot de laatste centimeter volgepropt, wanneer de acht mans/vrouws groep het podium betreedt. Kijk even mee, van links naar rechts: twee trombones, een trompet, een tuba, een miniharp, twee keyboards, twee gitaren, bas plus shakers, triangel, meer shakers, tamboerijnen en genoeg koebellen om een Alpenweide te vullen. En dan zijn ze nog niet eens begonnen! Het begrip Big Band krijgt een geheel nieuwe definitie. Een vrolijk tuimelende explosie van blaaskoralen, aanstekelijke koortjes, Motown beats, rap, folkpopgrooves en nog veel meer. Vlak voordat dit tomeloze gezelschap losbarst in de discoachtige uitsmijter Do The Wirlwind, verklaart leadzanger Cameron Bird: ‘Dit is een van de meest surrealistische en verbazingwekkende ervaringen uit onze levens.’ Een constatering die wij volmondig kunnen beamen, terwijl we, omzichtig de kotsplekken op de straten van Reykjavík ontwijkend, een restaurant opzoeken. Nauwelijks hebben we de eenvoudige doch voedzame maaltijd achter de kiezen, of het Russische volkslied dendert op orkaansterkte door het etablissement. We blijken in een Russian Tea Party te zijn beland. In een waas zien we de dienbladen vol wodka voorbij schuiven. Skal! Plotseling gebeurt er iets merkwaardigs…
Hier houdt het geschreven bericht, zoals aangeleverd door onze twee verslaggevers, abrupt op. Sindsdien is er niets meer van hen vernomen. Misschien dat ze weer boven water komen tijdens de unieke plaatpresentatie die Sigur Rós eind november in IJsland zal geven.
Zie voor meer informatie www.icelandairwaves.com
Source:
http://www.oor.nl/news_details.asp?id=2217
Sigur Ros - You Tube video footages
Vaka a YouTube video:
http://www.youtube.com/watch?v=gbqMz7pGv5A
Glosoli a YouTube video:
http://www.youtube.com/watch?v=okLCurB1lJw
Med Blodnasir a YouTube video:
http://www.youtube.com/watch?v=X9y45nJWkqY
http://www.youtube.com/watch?v=gbqMz7pGv5A
Glosoli a YouTube video:
http://www.youtube.com/watch?v=okLCurB1lJw
Med Blodnasir a YouTube video:
http://www.youtube.com/watch?v=X9y45nJWkqY
Efnisorð:
Sigur Ros Med Blodnasir Vaka Glosoli
Jón Leifs
Jón Leifs (1899 - 1968)
Jón Leifs grew up in Reykjavík. In 1916, despite the fact that the First World War was in full swing, he left Iceland to study at the Conservatory of Music in Leipzig, Germany. Five years later in 1921 he graduated in piano, after studying conducting an composition as well. About the same time, a fellow student at the Conservatory, Annie Riethof, became his first wife. Except for the two years during which Leifs was music director for the Icelandic National Broadcasting Service, the married couple and their two daughters made their home in Germany.In 1944 they succeeded in fleeing to Sweden to escape the nazists.
Jón Leifs had considerable success during his years in Germany, both as a composer and as a conductor. He conducted some of the best orchestras in the country and in the spring of 1926 went with the Hamburg Philharmonic on a concert tour to Norway, the Faeroes and Iceland, thus giving Icelanders a chance to hear a live symphony orchestra for the first time. His own works where often performed, both in concerts and in radio, and many of them were published. Leifs also wrote a large number of articles that were printed in various respected publications in Germany. Leifs success in Germany came to an abrupt end with the Nazi seizure of power in 1933, and four years later his works were banned in Germany, in part because his wife was of Jewish descent.
When Jón Leifs settled permanently in Iceland at the end of World War II he was then in his mid-forties, and a known and accomplished artist. The experience of living on the mainland of Europe during and between wars was behind him.
A new chapter began in Leif's life whit his return home in 1945, he was instantly engrossed in the concern of artists in Iceland. Only a few days after he landed in Reykjavík, the Society of Icelandic Composers was founded; Leifs remained president of the association for most of the time. At his instigation, the Performing Rights Society of Iceland STEF, was also founded. Leifs was president of this association as well for most of the time, and managing director until he died, in Reykjavík on July 30, 1968.
Jón Leifs composed about 70 works, including many for orchestra, both with and without voice. (He composed also some works for Male Choir, both for a Capella and with instruments.) It is impossible to tie his work to any specific musical trend of the time and it would not be fruitful to attach his work to any particular school of 20th century music. Indeed, he rejected the influence of others. Leif's music was a current of its own that lived and thrived by itself without having any particular influence on other composers.
Source:
http://www.est.is/~kvam/choirlink/comp/jon_leifs.htm
Official website:
http://www.jonleifs.is/english/index_e.html
þriðjudagur, janúar 23, 2007
Hilmar Örn Hilmarsson Composer
Hilmar Örn Hilmarsson
Born: 23 April 1958, Reykjavik, Iceland.
Background: One of the few internationally recognised classical musical artists from Iceland, Hilmarsson rose to fame as a member of the progressive group Psychic TV, before going on to become a prominent player of jazz, avant-garde and electronic music on the Icelandic stage. Released a series of albums in the mid-1990s with the popular artist Sigur Rós. Began composing for film in the mid-1980s, and has since written music for over 20 Icelandic features, but only made his international debut in 2003, on the Jane Campion-directed thriller "In the Cut" starring Meg Ryan. In addition, Hilmarsson has worked as a producer for a variety of artists, ranging from the 'death metal' bands to blues and contemporary classical artists.
He was awarded the Felix Prize at the European Film Awards as 'European Film Composer of the Year' in 1992.
Highlight Scores
Children of Nature
Cold Fever
Devil's Island
Ungfrúin Góða og Húsið,
ngels of the Universe
In The Cut.
Source
http://www.moviemusicuk.us/gallery-gh.htm
Ghostigital In Cod We Trust Review Thijs Menting 2006
Ghostigital
In Cod We Trust
Flamboyante hiphop uit IJsland
CD label Ipecac/Bertus
Thijs Menting
2 april 2006
‘I’m totally confused’ schreeuwt Einar Örn in het gelijknamige nummer. Met opgaaf van reden, de ex-rapper van The Sugar Cubes maakt tegenwoordig samen met producer Curver behoorlijk gestoorde muziek. Zoiets als flamboyante hiphop met jazzy en noisy uitschieters. Uit IJsland, dat ook nog een keer. Al wil dat hier niet zeggen dat er ijle stemmetjes en weeë effecten aan te pas komen. Maar apart is het zeker, dit tweede album van Ghostigital.
Bam, bam, bam. Daar denderen de beats voort. Ze trekken zich weinig aan van de fratsen die de twee ondertussen uithalen. Digitale verstoppingen, noisegruis, operazang, ska-blazers, scratches, een uitwijdende jazzsax - niets houdt de bassen tegen. Ook het theatrale ‘zingen’ van Örn niet. Hij doet echt zijn best. Hij schreeuwt en krijst zo vals als maar kan, hij doet zelfs een poging tot rappen. Het heeft echter geen zin. De beats worden er allemaal maar grover en industriëler door.
Er worden ook anderen betrokken bij deze freakshow. Elk nummer hebben ze met een andere labelgenoot gemaakt, waardoor dit album ook een aardig idee geeft waar ze toe in staat zijn bij Ipecac. De participanten, waaronder Dälek, Steve Beresford en Mugison, doen even hard mee met de rariteiten. Ze weten immers dat het onzin is. Maar wel: fantastische onzin.
In Cod We Trust
Flamboyante hiphop uit IJsland
CD label Ipecac/Bertus
Thijs Menting
2 april 2006
‘I’m totally confused’ schreeuwt Einar Örn in het gelijknamige nummer. Met opgaaf van reden, de ex-rapper van The Sugar Cubes maakt tegenwoordig samen met producer Curver behoorlijk gestoorde muziek. Zoiets als flamboyante hiphop met jazzy en noisy uitschieters. Uit IJsland, dat ook nog een keer. Al wil dat hier niet zeggen dat er ijle stemmetjes en weeë effecten aan te pas komen. Maar apart is het zeker, dit tweede album van Ghostigital.
Bam, bam, bam. Daar denderen de beats voort. Ze trekken zich weinig aan van de fratsen die de twee ondertussen uithalen. Digitale verstoppingen, noisegruis, operazang, ska-blazers, scratches, een uitwijdende jazzsax - niets houdt de bassen tegen. Ook het theatrale ‘zingen’ van Örn niet. Hij doet echt zijn best. Hij schreeuwt en krijst zo vals als maar kan, hij doet zelfs een poging tot rappen. Het heeft echter geen zin. De beats worden er allemaal maar grover en industriëler door.
Er worden ook anderen betrokken bij deze freakshow. Elk nummer hebben ze met een andere labelgenoot gemaakt, waardoor dit album ook een aardig idee geeft waar ze toe in staat zijn bij Ipecac. De participanten, waaronder Dälek, Steve Beresford en Mugison, doen even hard mee met de rariteiten. Ze weten immers dat het onzin is. Maar wel: fantastische onzin.
Ensimi
The Band Ensimi is established as one of the top rock acts in Iceland.
Ensimi was formed in 1996 by Jón Örn Arnarson and Hrafn Thoroddsen. Franz Gunnarsson joined the line-up shortly after formation. The debut album "Kafbatamusik" was released in October 1998 by Dennis Records. The following year Ensimi was voted Best Newcomer and "Atari" the Song of the Year at the Icelandic Music Awards.
In 1999 Steve Albini, who's best known for his work with Nirvana and The Pixies, expressed his interest in working with the band. As a result Albini came to Iceland and engineered and recorded half of Ensimi's second album "BMX" which was released in the fall of 1999.
Ensimi released their third and self-titled album in October 2002. The album was produced and recorded by Ensimi in their home based studio “Astarsorg”. The album received rave reviews and nominations at the Icelandic Music Awards.
Early 2003 saw Ensimi transformation commence, Jón Örn left his post as drummer and the spot was filled by Arnar Gíslason. Another addition to the line-up was Kristinn Gunnar Blöndal aka KGB who handles keyboard duties.
The first recording with this Line-up was released on a compilation called Free Palestine to raise money for the children of the Balata refugee camps in Palestine. Ensimi donated an exclusive track called "Fairground" to the relief effort.
The first single taken from the yet unreleased 4th album was released summer 2005 called "Slow Return". The single reached the number one spot in the X- Dominos alternative chart. Ensimi are currently finishing the work on their fourth album (work title Parkaboy) in their studio.
Ensimi have toured the US several times playing clubs and South by Southwest festival in Austin Texas. The band has also hit Europe with tours and releases (Ireland release 2004), Fuhrer Ex Soundtrack, exclusive radio and TV performances.
The Band is established as one of the top rock acts in Iceland.
Members
Hrafn Thoroddsen: Vocals/guitar
Franz Gunnarsson: Guitar/vocals
Guðni Finnsson: Bass
Arnar Thor Gislason: Drums
Kristinn Gunnar: Keyboards
Ensimi was formed in 1996 by Jón Örn Arnarson and Hrafn Thoroddsen. Franz Gunnarsson joined the line-up shortly after formation. The debut album "Kafbatamusik" was released in October 1998 by Dennis Records. The following year Ensimi was voted Best Newcomer and "Atari" the Song of the Year at the Icelandic Music Awards.
In 1999 Steve Albini, who's best known for his work with Nirvana and The Pixies, expressed his interest in working with the band. As a result Albini came to Iceland and engineered and recorded half of Ensimi's second album "BMX" which was released in the fall of 1999.
Ensimi released their third and self-titled album in October 2002. The album was produced and recorded by Ensimi in their home based studio “Astarsorg”. The album received rave reviews and nominations at the Icelandic Music Awards.
Early 2003 saw Ensimi transformation commence, Jón Örn left his post as drummer and the spot was filled by Arnar Gíslason. Another addition to the line-up was Kristinn Gunnar Blöndal aka KGB who handles keyboard duties.
The first recording with this Line-up was released on a compilation called Free Palestine to raise money for the children of the Balata refugee camps in Palestine. Ensimi donated an exclusive track called "Fairground" to the relief effort.
The first single taken from the yet unreleased 4th album was released summer 2005 called "Slow Return". The single reached the number one spot in the X- Dominos alternative chart. Ensimi are currently finishing the work on their fourth album (work title Parkaboy) in their studio.
Ensimi have toured the US several times playing clubs and South by Southwest festival in Austin Texas. The band has also hit Europe with tours and releases (Ireland release 2004), Fuhrer Ex Soundtrack, exclusive radio and TV performances.
The Band is established as one of the top rock acts in Iceland.
Members
Hrafn Thoroddsen: Vocals/guitar
Franz Gunnarsson: Guitar/vocals
Guðni Finnsson: Bass
Arnar Thor Gislason: Drums
Kristinn Gunnar: Keyboards
Efnisorð:
Ensimi Iceland Icelandic music I love
Valgeir Sigurðsson - Wikipedia
Valgeir Sigurðsson (born 1971) is an Icelandic record producer, mixer, composer, engineer and programmer. He has been Björk's main studio conspirator since 1998 and continues to work with an array of innovative artists internationally as well as in his native Iceland.
Biography
Sigurðsson studied music and played in bands from early on. At the age of 16, he got his first break in a small Reykjavik studio where he spent days and nights recording band demos and chopping up 1/4" tape. Mostly teaching himself the ins and outs of the recording studio by trial and error, he shortly took charge of the studio, which he directed for two years before leaving to study at London's SAE. He then returned to Iceland to make music with his band and do studio work with different artists.
He set up Greenhouse Studios in 1997 where he continued producing and performing with local musicians and writing for various projects. As his reputation built, he was approached by Björk for programming and engineering for her on the soundtrack for Lars Von Trier's "Dancer in the Dark". They started a working relationship that has been consistent from early 1998 and Valgeir has become Björk's main studio conspirator, assuming various roles in all her projects since.
An inventive programmer, arranger and writer utilizing a combination of traditional methods and digital surgery, Valgeir has acquired a 'recording / production black belt' through wealth of experience gained from diverse and demanding productions. The Greenhouse was relocated in the year 2000 and built to spec as a stunning creative sanctuary for Sigurðsson and visiting collaborators such as Múm, Bonnie 'Prince' Billy, Howie B and composers Nico Muhly and Ben Frost. Sigurðsson has worked with an array of innovative artists, focusing to push new boundaries. Lately, also directing more time into his record label, Bedroom Community, and to a highly anticipated debut album Equilibrium Is Restored.
Discography
Valgeir Sigurðsson's credits include:
Björk (Drawing Restraint 9, Medúlla, Vespertine, Selmasongs & others)
Múm (Finally We Are No One)
Slow Blow
Seventhsun
Ben Frost
Nico Muhly
Maps
Bonnie 'Prince' Billy
Egill S
Howie B
Sigur Rós
Machine Translations
Bertine Zetlitz
Greenhouse Studios Reykjavik, Iceland
Bedroom Community - Record label
Biography
Sigurðsson studied music and played in bands from early on. At the age of 16, he got his first break in a small Reykjavik studio where he spent days and nights recording band demos and chopping up 1/4" tape. Mostly teaching himself the ins and outs of the recording studio by trial and error, he shortly took charge of the studio, which he directed for two years before leaving to study at London's SAE. He then returned to Iceland to make music with his band and do studio work with different artists.
He set up Greenhouse Studios in 1997 where he continued producing and performing with local musicians and writing for various projects. As his reputation built, he was approached by Björk for programming and engineering for her on the soundtrack for Lars Von Trier's "Dancer in the Dark". They started a working relationship that has been consistent from early 1998 and Valgeir has become Björk's main studio conspirator, assuming various roles in all her projects since.
An inventive programmer, arranger and writer utilizing a combination of traditional methods and digital surgery, Valgeir has acquired a 'recording / production black belt' through wealth of experience gained from diverse and demanding productions. The Greenhouse was relocated in the year 2000 and built to spec as a stunning creative sanctuary for Sigurðsson and visiting collaborators such as Múm, Bonnie 'Prince' Billy, Howie B and composers Nico Muhly and Ben Frost. Sigurðsson has worked with an array of innovative artists, focusing to push new boundaries. Lately, also directing more time into his record label, Bedroom Community, and to a highly anticipated debut album Equilibrium Is Restored.
Discography
Valgeir Sigurðsson's credits include:
Björk (Drawing Restraint 9, Medúlla, Vespertine, Selmasongs & others)
Múm (Finally We Are No One)
Slow Blow
Seventhsun
Ben Frost
Nico Muhly
Maps
Bonnie 'Prince' Billy
Egill S
Howie B
Sigur Rós
Machine Translations
Bertine Zetlitz
Greenhouse Studios Reykjavik, Iceland
Bedroom Community - Record label
Jazz - Try Tone Festival 2006 Hilmar Jensson Article by Koen Schouten
Hilmar Jensson
IJslandse bands centraal op European TryTone Festival
In IJsland wordt meer muziek gemaakt dan waar dan ook. Geen sferische fjørdenjazz, maar een borrelende mix van Europese en Amerikaanse invloeden. De muziekgeschiedenis van IJsland wordt op dit moment geschreven. Dat is berespannend.
Koen Schouten
Oktober 2006
Deel 1
IJsland lijkt op Nederland. Niet dat de rotsen en geisers doen denken aan onze polders en molens, of dat men er in vinexwijken leeft. In IJsland wonen op elke vierkante kilometer minder dan drie mensen. In Nederland vierhonderd. Maar IJsland heeft iets niet dat wij eveneens moeten ontberen: een muziek-geschiedenis. Waar de meeste Europese landen eeuwenoude tradities hebben van volksmuziek (Spanje, Griekenland, Italië) en klassieke muziek (Duitsland, Oostenrijk), moeten zowel Nederland als IJsland het doen met een handjevol schrale zingzeg-versjes. Wij blonken uit in schilderkunst, IJsland in literatuur. Verder hadden de arme boeren en vissers op het koude eiland het eeuwenlang veel te druk met overleven om muziek te maken.
Die achterstand is IJsland met sneltreinvaart aan het inlopen. Het land met driehonderd-duizend inwoners (minder dan in de stad Amsterdam) kent negentig muziekscholen, vierhonderd koren en evenveel orkesten. Twaalfduizend mensen volgen officiële muzieklessen, het aantal popbandjes en selfmade musici is enorm. De helft van de IJslanders woont in de hoofdstad Reykjavik en elke avond zijn daar tientallen concerten, jamsessies en voorstellingen. De stad heeft een van de grootste muzikantendichtheden ter wereld. Een allesomvattende verklaring voor de muzikale opleving van de laatste decennia is er niet. Vaststaat dat de groeiende rijkdom sinds de Tweede Wereldoorlog een rol speelt.
De export van vis en nieuwe geothermische technieken waardoor spotgoedkoop energie uit vulkanen kon worden gewonnen, zorgde ervoor dat mensen minder hard hoefden te werken en tijd overhielden voor leuke dingen. Ouders gunden hun kinderen de individuele ontplooiing waar voorheen geen ruimte voor was. In korte tijd werd een degelijk muziekklimaat van scholen en orkesten uit de grond gestampt. Minstens zo belangrijk is het momentum van koppige en gedreven jonge muzikanten, die zich niks van gebaande paden aantrekken en hun eigen gang gaan. Het lijkt typisch IJslands te zijn.
De internationale doorbraak van IJslandse popmuziek werkte daarbij extra stimulerend. Die kwam begin jaren negentig met de gitaarband Sugarcubes en hun zangeres Björk, die solo megasucces kreeg met haar bruisende, ideeënrijke dance en unieke stemgeluid. Ook de alternatieve, uitgestrekte onderwaterpop van Sigur Rós en de verwante, teder minimalistische ruiselectro van Múm doen het goed in het buitenland.
Maar wat is nu karakteristiek voor de IJslandse jazz? In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, lijkt de muziek slechts voor een klein deel op de sferische fjørdenimprovisaties uit de nabijgelegen Scandinavische landen. Hoewel de IJslandse cultuur beter bij Scandinavië aansluit dan die van welk land ook, is er een duidelijk verschil. In Noorwegen en Zweden maken musici met veel succes gebruik van hun eeuwenoude liedculturen, in IJsland is die traditie simpelweg afwezig. De muziekgeschiedenis van het eiland is kakelvers. Hij wordt op dit moment vormgegeven. Dat is berespannend.
IJsland ligt niet alleen geografisch, maar ook muzikaal gezien tussen Europa en Amerika. De invloed van jazz uit de Verenigde Staten is er sterker dan in andere Europese landen. Sigurdur Flosason, één van IJslands bekendste saxofonisten, speelt volledig in de Amerikaanse traditie van bebop en moderne mainstream. Daarbij neigt hij, zoals meer IJslandse jazzmusici, meer naar het coole West Coast-geluid dan naar de heavy East Coast-klanken. Tegelijk zijn er muzikanten die op een open Europese manier improviseren, waarbij het minder om akkoordschema's gaat en meer om melodie en sfeer. De laatste jaren combineren musici op een steeds natuurlijker manier Europese flexibiliteit met een Amerikaanse no-nonsense aanpak.
Dat IJsland daarin voorop loopt is te danken aan zijn positie tussen deze twee culturen en de vrijheid van de musici door het ont-breken van een eigen traditie. De IJslandse jazzscene is divers, maar het potentieel aan publiek is klein. Wie geld wil verdienen met spelen moet het land uit. Daardoor richten IJslandse musici zich per definitie meer op het buitenland. Velen verblijven enige tijd ergens anders om er op te treden en opleidingen te volgen. Die invloeden nemen
zij weer mee terug naar huis. Daardoor zijn musici in Reykjavik haarfijn op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen in de wereld, en is er bijzonder veel uitwisseling tussen verschillende genres. De gitarist Hilmar Jensson is een mooi voorbeeld van een IJslandse muzikant met een mondiale blik. De samensteller van het European Trytone Festival 2006 begon als rockgitarist, leerde jazzstandards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston.
Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown-scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten.
Hilmar Jensson is curator van het European Trytone Festival, dat in het eerste weekeinde van november plaatsvindt in Tilburg en Amsterdam. Hij begon als rockgitarist, leerde jazz-standards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston. Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten. Op het European Trytone Festival brengt Jensson drie moderne, creatieve jazzgroepen die je wat hem betreft net zo goed rock-bands zou kunnen noemen.
Het begin
"Mijn vader leerde me wat akkoorden op gitaar toen ik zes was. Die heb ik jaren gespeeld. Als tiener ging ik in pop- en rockbandjes spelen, zowel covers als eigen nummers. In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in jazz en fusion en ben ik echt beginnen te studeren op mijn instrument. Op het conservatorium van Reykjavik heb ik traditionele jazz geleerd, standards gespeeld. Voor IJslandse musici is het gebruikelijk enige tijd in Europa of Amerika te studeren. Ik ben naar de Berklee School of Music in Boston gegaan. Dat is heel belangrijk voor me geweest. Ik leerde er muzikanten kennen die verder keken dan mainstream jazz, zoals drummer Jim Black, gitarist Kurt Rosenwinkel en de saxofonisten Chris Speed, Andrew D'Angelo en Seamus Blake. Daarmee begon mijn interesse voor free jazz en hedendaagse improvisatie. En met veel van deze musici speel ik nog steeds."
New York
"Toen ik klaar was met Berklee ben ik naar New York verhuisd. Ik heb er lessen genomen bij onder anderen Joe Lovano. En ik ben helemaal in de alternatieve downtown-scene gedoken. De club The Knitting Factory, daar kwam ik vaak. Ik heb er veel vrienden gemaakt, heel veel concerten gehoord. Ik woonde in een huis in Brooklyn samen met Chris Speed, Jim Black en Andrew D'Angelo. Met de laatste twee vorm ik Tyft, één van de twee bands waarmee ik ook op het Trytone Festival speel."
Amerika vs. Europa
"In Europa wordt wel eens beweerd dat er in de Verenigde Staten weinig nieuwe dingen aan de gang zijn. Daar ben ik het niet mee eens. In muziekwinkels in Scandinavië zie je vaak dat de jazzbak vol staat met Scandinavische jazz, en dan verder een oud cd-tje van Miles Davis. Ik laat Europese musici geregeld Amerikaanse dingen horen die mij geïnspireerd hebben, en meestal kennen ze het helemaal niet. Zelfs Dave Douglas kennen maar weinigen, terwijl dat toch een beroemde trompettist is in zijn genre. Ik denk dat er overal op de wereld veel interessants gebeurt. Het is heel moeilijk bij te blijven, dat is juist spannend."
Jazz
"De term 'jazz' betekent niets voor mij, eerlijk gezegd. Het kan alles zijn, of niets. Ik heb dan ook geen sterke mening over wat jazz is en wat niet. Ik ben niet zo met labels bezig. Als muziek goed is ben ik geïnteresseerd, anders niet. Jazz is altijd een muzieksoort geweest die veel invloeden kon omarmen. Het heeft nu zoveel stijlen in zich opgenomen en er zijn zoveel verschillende subgenres – net zoals er honderden verschillende soorten rockmuziek zijn - dat het steeds moeilijker wordt alles te benoemen. Ik denk dat het heel interessant is dat al die stijlen en genres gemengd worden. Hoe je het noemt kan ons musici weinig schelen."
Maar...
"Voor het publiek is het natuurlijk wel lastig. En wij moeten dat publiek zien te bereiken. De band Alasnoaxis van Jim Black waar ik in speel, die is zwaar rock-georiënteerd. Maar omdat we een jazzachtergrond hebben en in Europa met een jazzagent werken, spelen we voornamelijk op jazzpodia. Dat was in het begin wel frustrerend, mensen die kwamen om te swingen kregen hun jazzkicks niet bevredigd. Nu we wat bekender zijn is het anders. Ik zou nog steeds graag de oversteek maken naar rockzalen. Ik denk dat veel mensen die daar komen in ons geïnteresseerd zouden zijn."
Trytone: New ways of rock
"Met het programma van het festival wil ik precies die scheidslijnen weghalen en daarmee een nieuw publiek aanspreken. De drie bands die spelen zijn alles behalve typisch jazz. Mijn groep Napoli 23 is sterk beïnvloed door Amerikaanse minimalistische muziek, zoals die van Steve Reich. Tyft is maximalistisch, hard rockend en soms erg agressief. Het zijn tegengestelde bands, zowel in aanpak als in klank. Flis is een band van jonge, krachtige IJslandse musici die bij mij hebben gestudeerd. Zij gooien alles wat ze leuk vinden in hun muziek, en dat is bij deze generatie van twintigers veel. Heel avontuurlijk. Ik hoop dat het festival mensen stimuleert iets nieuws en iets fris uit te komen checken en dat men zich niet af laat schrikken door het label jazz. Dat zou te gek zijn."
Deel 2
De IJslandse groepen die begin november op het European Trytone Festival spelen kun je volgens gitarist en samensteller Hilmar Jensson even makkelijk rockbands als jazzbands noemen. Het past in recente ontwikkelingen waarbij musici zich steeds minder zorgen maken of wat ze doen wel in een straatje past. Na jazzhelden als Wes Montgomery en John Scofield zijn metal, minimal en Bulgaarse volksmuziek de nieuwe inspiratiebronnen.
Je zou het een teruggang naar de roots kunnen noemen. Veel jazzmuzikanten van de jongere generaties zijn als tiener begonnen met muziek maken in pop- en rockbands. Daarna rolden ze in de zogenoemde serieuze muziek, volgden een opleiding waarbij op klassieke stijlen wordt gefocust. Maar na verloop van tijd grijpen steeds meer musici terug naar hun vroege jaren. Het bandjes-gevoel rukt op in de door gelegenheids-combo's gedomineerde jazzscene. Een gitaar mag vervormd klinken, het volume gaat omhoog. Voor Hilmar Jensson kwam het omslagpunt toen hij ging spelen in de onder alternatieve jazzliefhebbers populaire band Alasnoaxis van drummer Jim Black. Daarvoor was zijn spel voornamelijk beïnvloed door dezelfde helden als van talloze jazzgitaristen: Wes Montgomery, John Scofield, Bill Frisell. "Om de stukken van Jim Black te kunnen spelen heb ik mijn geluid moeten aanpassen. Het zijn heavy, rockgeoriënteerde nummers die niet goed klinken als je ze speelt met een standaard clean jazzgeluid. Ik moest effecten gebruiken: sustain en distortion. Dat had ik sinds mijn jeugd niet meer gedaan. Ik moest mijn hele benadering van klank opnieuw overdenken. Inmiddels voel ik me heel comfortabel bij dat geluid."
Het is terug te horen in Tyft, Jenssons band met Jim Black en saxofonist Andrew D'Angelo. De gitarist laat zijn instrument knarsen, schuren en schrapen. Ook zijn dwingende riffs en ongeciviliseerde akkoorden refereren meer aan metal dan aan jazz. Toch is Tyft geen band waarin rechttoe rechtaan gescheurd wordt. De nummers zijn hoekig en dwars, met veel verrassende onderbrekingen en terzijdes, diepgaande improvisaties en soms verleidelijk gevoelige passages. In die zin past de band uitstekend bij Trytone. Veel bands rond het Amsterdamse muzikantencollectief gaan op een vergelijkbare manier te werk.
Een andere gedeelde interesse is Jenssons voorliefde voor onregelmatige maatsoorten. Die vindt zijn oorsprong in de periode dat hij samen met Jim Black en de saxofonisten Chris Speed en Andrew D'Angelo in één huis woonde in de wijk Brooklyn in New York.
Op zeker moment raakten de musici collectief verslaafd aan Bulgaarse muziek. Ze studeerden fanatiek op de traditionele ritmes en melodieën. Speed en Black zijn samen de band Pachora begonnen, waarvan de basis ligt bij Bulgaarse volksmuziek. Jensson raakte steeds meer geïnteresseerd in het idee om verschillende onregelmatige ritmes te combineren. "Dus geen doorlopende groove, maar echte hoekigheid. De muziek van de saxofonist Tim Berne was daarbij ook belangrijk. Hij schrijft weliswaar weinig in wisselende maatsoorten, maar het klinkt wel zo. Een paar jaar geleden heb ik ook een Zweedse metalband ontdekt: Messhugah. Een ongelooflijke groep die heel interessante ritmes speelt. Zij heb-ben een grote invloed gehad op de nieuwste plaat van Tyft, 'Meg Nem Sa'. Ik ben al meer dan tien jaar bezig met onregelmatige maatsoorten, maar ik merk dat het nu steeds meer een geïntegreerd geheel is geworden. Ik neem me niet vooraf voor om iets onregelmatigs te schrijven. De melodieën die ik bedenk blijken dat gewoon vaak te zijn."
Het minimalistische, sfeervolle en veel minder ritmegerichte Napoli 23 is in meerdere opzichten een tegenpool van Tyft. De nadruk ligt op de verleidelijk ijzige viool van Eyvind Kang en de baritongitaar van Skúli Sverrisson. Jensson kleurt subtiel om hun sterke stemmen heen, samen met drummer Matthías M.D. Hemstock. Van de drie groepen op het festival neigt Napoli 23 nog het meest naar weidse Scandinavische fjørdenmuziek. Maar volgens Jensson komt die invloed eerder bij Amerikaanse klassieke componisten vandaan, zoals Terry Riley en Steve Reich en de latere minimalistische scene in Chicago, met onder andere de band Tortoise en violist en componist Tony Conrad.
Het pianotrio Flis is door Jensson geselecteerd omdat de band de jongste generatie IJslandse musici representeert, die van allerlei ingrediënten een eigen muzieksoort samenstelt. Flis klinkt vergeleken met de meeste huidige pianotrio's verfrissend on-pretentieus. Een riedeltje barpiano, grappig neuzelende exotica, een gemeende, klassiek lyrische ballad: het komt allemaal voorbij op een ontwapenend natuurlijke manier. Je hoort de bandleden genieten van het spelen, genieten van muziek zonder bijbedoelingen of vooropgezette strategieën. Dat is zeldzaam.
Het European TryTone Festival begint in Zaal 100 met een door Jensson geleide improvisatieavond aan de hand van een gecomponeerde structuur waar alle festivalmusici in mee zullen doen. Jensson: "Iedereen is zo verschillend. Als alles goed gaat ontstaat een uniek concert waarin we de sterke punten van iedereen kunnen combineren. Geen chaotische bende, maar een mooi geheel." En die IJslandse sound, hoe zit het daar nou mee? "Die bestaat niet. Ik hoop het niet, tenminste."
Source:
http://www.draaiomjeoren.com/artikelen/jensson.html
IJslandse bands centraal op European TryTone Festival
In IJsland wordt meer muziek gemaakt dan waar dan ook. Geen sferische fjørdenjazz, maar een borrelende mix van Europese en Amerikaanse invloeden. De muziekgeschiedenis van IJsland wordt op dit moment geschreven. Dat is berespannend.
Koen Schouten
Oktober 2006
Deel 1
IJsland lijkt op Nederland. Niet dat de rotsen en geisers doen denken aan onze polders en molens, of dat men er in vinexwijken leeft. In IJsland wonen op elke vierkante kilometer minder dan drie mensen. In Nederland vierhonderd. Maar IJsland heeft iets niet dat wij eveneens moeten ontberen: een muziek-geschiedenis. Waar de meeste Europese landen eeuwenoude tradities hebben van volksmuziek (Spanje, Griekenland, Italië) en klassieke muziek (Duitsland, Oostenrijk), moeten zowel Nederland als IJsland het doen met een handjevol schrale zingzeg-versjes. Wij blonken uit in schilderkunst, IJsland in literatuur. Verder hadden de arme boeren en vissers op het koude eiland het eeuwenlang veel te druk met overleven om muziek te maken.
Die achterstand is IJsland met sneltreinvaart aan het inlopen. Het land met driehonderd-duizend inwoners (minder dan in de stad Amsterdam) kent negentig muziekscholen, vierhonderd koren en evenveel orkesten. Twaalfduizend mensen volgen officiële muzieklessen, het aantal popbandjes en selfmade musici is enorm. De helft van de IJslanders woont in de hoofdstad Reykjavik en elke avond zijn daar tientallen concerten, jamsessies en voorstellingen. De stad heeft een van de grootste muzikantendichtheden ter wereld. Een allesomvattende verklaring voor de muzikale opleving van de laatste decennia is er niet. Vaststaat dat de groeiende rijkdom sinds de Tweede Wereldoorlog een rol speelt.
De export van vis en nieuwe geothermische technieken waardoor spotgoedkoop energie uit vulkanen kon worden gewonnen, zorgde ervoor dat mensen minder hard hoefden te werken en tijd overhielden voor leuke dingen. Ouders gunden hun kinderen de individuele ontplooiing waar voorheen geen ruimte voor was. In korte tijd werd een degelijk muziekklimaat van scholen en orkesten uit de grond gestampt. Minstens zo belangrijk is het momentum van koppige en gedreven jonge muzikanten, die zich niks van gebaande paden aantrekken en hun eigen gang gaan. Het lijkt typisch IJslands te zijn.
De internationale doorbraak van IJslandse popmuziek werkte daarbij extra stimulerend. Die kwam begin jaren negentig met de gitaarband Sugarcubes en hun zangeres Björk, die solo megasucces kreeg met haar bruisende, ideeënrijke dance en unieke stemgeluid. Ook de alternatieve, uitgestrekte onderwaterpop van Sigur Rós en de verwante, teder minimalistische ruiselectro van Múm doen het goed in het buitenland.
Maar wat is nu karakteristiek voor de IJslandse jazz? In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, lijkt de muziek slechts voor een klein deel op de sferische fjørdenimprovisaties uit de nabijgelegen Scandinavische landen. Hoewel de IJslandse cultuur beter bij Scandinavië aansluit dan die van welk land ook, is er een duidelijk verschil. In Noorwegen en Zweden maken musici met veel succes gebruik van hun eeuwenoude liedculturen, in IJsland is die traditie simpelweg afwezig. De muziekgeschiedenis van het eiland is kakelvers. Hij wordt op dit moment vormgegeven. Dat is berespannend.
IJsland ligt niet alleen geografisch, maar ook muzikaal gezien tussen Europa en Amerika. De invloed van jazz uit de Verenigde Staten is er sterker dan in andere Europese landen. Sigurdur Flosason, één van IJslands bekendste saxofonisten, speelt volledig in de Amerikaanse traditie van bebop en moderne mainstream. Daarbij neigt hij, zoals meer IJslandse jazzmusici, meer naar het coole West Coast-geluid dan naar de heavy East Coast-klanken. Tegelijk zijn er muzikanten die op een open Europese manier improviseren, waarbij het minder om akkoordschema's gaat en meer om melodie en sfeer. De laatste jaren combineren musici op een steeds natuurlijker manier Europese flexibiliteit met een Amerikaanse no-nonsense aanpak.
Dat IJsland daarin voorop loopt is te danken aan zijn positie tussen deze twee culturen en de vrijheid van de musici door het ont-breken van een eigen traditie. De IJslandse jazzscene is divers, maar het potentieel aan publiek is klein. Wie geld wil verdienen met spelen moet het land uit. Daardoor richten IJslandse musici zich per definitie meer op het buitenland. Velen verblijven enige tijd ergens anders om er op te treden en opleidingen te volgen. Die invloeden nemen
zij weer mee terug naar huis. Daardoor zijn musici in Reykjavik haarfijn op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen in de wereld, en is er bijzonder veel uitwisseling tussen verschillende genres. De gitarist Hilmar Jensson is een mooi voorbeeld van een IJslandse muzikant met een mondiale blik. De samensteller van het European Trytone Festival 2006 begon als rockgitarist, leerde jazzstandards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston.
Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown-scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten.
Hilmar Jensson is curator van het European Trytone Festival, dat in het eerste weekeinde van november plaatsvindt in Tilburg en Amsterdam. Hij begon als rockgitarist, leerde jazz-standards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston. Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten. Op het European Trytone Festival brengt Jensson drie moderne, creatieve jazzgroepen die je wat hem betreft net zo goed rock-bands zou kunnen noemen.
Het begin
"Mijn vader leerde me wat akkoorden op gitaar toen ik zes was. Die heb ik jaren gespeeld. Als tiener ging ik in pop- en rockbandjes spelen, zowel covers als eigen nummers. In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in jazz en fusion en ben ik echt beginnen te studeren op mijn instrument. Op het conservatorium van Reykjavik heb ik traditionele jazz geleerd, standards gespeeld. Voor IJslandse musici is het gebruikelijk enige tijd in Europa of Amerika te studeren. Ik ben naar de Berklee School of Music in Boston gegaan. Dat is heel belangrijk voor me geweest. Ik leerde er muzikanten kennen die verder keken dan mainstream jazz, zoals drummer Jim Black, gitarist Kurt Rosenwinkel en de saxofonisten Chris Speed, Andrew D'Angelo en Seamus Blake. Daarmee begon mijn interesse voor free jazz en hedendaagse improvisatie. En met veel van deze musici speel ik nog steeds."
New York
"Toen ik klaar was met Berklee ben ik naar New York verhuisd. Ik heb er lessen genomen bij onder anderen Joe Lovano. En ik ben helemaal in de alternatieve downtown-scene gedoken. De club The Knitting Factory, daar kwam ik vaak. Ik heb er veel vrienden gemaakt, heel veel concerten gehoord. Ik woonde in een huis in Brooklyn samen met Chris Speed, Jim Black en Andrew D'Angelo. Met de laatste twee vorm ik Tyft, één van de twee bands waarmee ik ook op het Trytone Festival speel."
Amerika vs. Europa
"In Europa wordt wel eens beweerd dat er in de Verenigde Staten weinig nieuwe dingen aan de gang zijn. Daar ben ik het niet mee eens. In muziekwinkels in Scandinavië zie je vaak dat de jazzbak vol staat met Scandinavische jazz, en dan verder een oud cd-tje van Miles Davis. Ik laat Europese musici geregeld Amerikaanse dingen horen die mij geïnspireerd hebben, en meestal kennen ze het helemaal niet. Zelfs Dave Douglas kennen maar weinigen, terwijl dat toch een beroemde trompettist is in zijn genre. Ik denk dat er overal op de wereld veel interessants gebeurt. Het is heel moeilijk bij te blijven, dat is juist spannend."
Jazz
"De term 'jazz' betekent niets voor mij, eerlijk gezegd. Het kan alles zijn, of niets. Ik heb dan ook geen sterke mening over wat jazz is en wat niet. Ik ben niet zo met labels bezig. Als muziek goed is ben ik geïnteresseerd, anders niet. Jazz is altijd een muzieksoort geweest die veel invloeden kon omarmen. Het heeft nu zoveel stijlen in zich opgenomen en er zijn zoveel verschillende subgenres – net zoals er honderden verschillende soorten rockmuziek zijn - dat het steeds moeilijker wordt alles te benoemen. Ik denk dat het heel interessant is dat al die stijlen en genres gemengd worden. Hoe je het noemt kan ons musici weinig schelen."
Maar...
"Voor het publiek is het natuurlijk wel lastig. En wij moeten dat publiek zien te bereiken. De band Alasnoaxis van Jim Black waar ik in speel, die is zwaar rock-georiënteerd. Maar omdat we een jazzachtergrond hebben en in Europa met een jazzagent werken, spelen we voornamelijk op jazzpodia. Dat was in het begin wel frustrerend, mensen die kwamen om te swingen kregen hun jazzkicks niet bevredigd. Nu we wat bekender zijn is het anders. Ik zou nog steeds graag de oversteek maken naar rockzalen. Ik denk dat veel mensen die daar komen in ons geïnteresseerd zouden zijn."
Trytone: New ways of rock
"Met het programma van het festival wil ik precies die scheidslijnen weghalen en daarmee een nieuw publiek aanspreken. De drie bands die spelen zijn alles behalve typisch jazz. Mijn groep Napoli 23 is sterk beïnvloed door Amerikaanse minimalistische muziek, zoals die van Steve Reich. Tyft is maximalistisch, hard rockend en soms erg agressief. Het zijn tegengestelde bands, zowel in aanpak als in klank. Flis is een band van jonge, krachtige IJslandse musici die bij mij hebben gestudeerd. Zij gooien alles wat ze leuk vinden in hun muziek, en dat is bij deze generatie van twintigers veel. Heel avontuurlijk. Ik hoop dat het festival mensen stimuleert iets nieuws en iets fris uit te komen checken en dat men zich niet af laat schrikken door het label jazz. Dat zou te gek zijn."
Deel 2
De IJslandse groepen die begin november op het European Trytone Festival spelen kun je volgens gitarist en samensteller Hilmar Jensson even makkelijk rockbands als jazzbands noemen. Het past in recente ontwikkelingen waarbij musici zich steeds minder zorgen maken of wat ze doen wel in een straatje past. Na jazzhelden als Wes Montgomery en John Scofield zijn metal, minimal en Bulgaarse volksmuziek de nieuwe inspiratiebronnen.
Je zou het een teruggang naar de roots kunnen noemen. Veel jazzmuzikanten van de jongere generaties zijn als tiener begonnen met muziek maken in pop- en rockbands. Daarna rolden ze in de zogenoemde serieuze muziek, volgden een opleiding waarbij op klassieke stijlen wordt gefocust. Maar na verloop van tijd grijpen steeds meer musici terug naar hun vroege jaren. Het bandjes-gevoel rukt op in de door gelegenheids-combo's gedomineerde jazzscene. Een gitaar mag vervormd klinken, het volume gaat omhoog. Voor Hilmar Jensson kwam het omslagpunt toen hij ging spelen in de onder alternatieve jazzliefhebbers populaire band Alasnoaxis van drummer Jim Black. Daarvoor was zijn spel voornamelijk beïnvloed door dezelfde helden als van talloze jazzgitaristen: Wes Montgomery, John Scofield, Bill Frisell. "Om de stukken van Jim Black te kunnen spelen heb ik mijn geluid moeten aanpassen. Het zijn heavy, rockgeoriënteerde nummers die niet goed klinken als je ze speelt met een standaard clean jazzgeluid. Ik moest effecten gebruiken: sustain en distortion. Dat had ik sinds mijn jeugd niet meer gedaan. Ik moest mijn hele benadering van klank opnieuw overdenken. Inmiddels voel ik me heel comfortabel bij dat geluid."
Het is terug te horen in Tyft, Jenssons band met Jim Black en saxofonist Andrew D'Angelo. De gitarist laat zijn instrument knarsen, schuren en schrapen. Ook zijn dwingende riffs en ongeciviliseerde akkoorden refereren meer aan metal dan aan jazz. Toch is Tyft geen band waarin rechttoe rechtaan gescheurd wordt. De nummers zijn hoekig en dwars, met veel verrassende onderbrekingen en terzijdes, diepgaande improvisaties en soms verleidelijk gevoelige passages. In die zin past de band uitstekend bij Trytone. Veel bands rond het Amsterdamse muzikantencollectief gaan op een vergelijkbare manier te werk.
Een andere gedeelde interesse is Jenssons voorliefde voor onregelmatige maatsoorten. Die vindt zijn oorsprong in de periode dat hij samen met Jim Black en de saxofonisten Chris Speed en Andrew D'Angelo in één huis woonde in de wijk Brooklyn in New York.
Op zeker moment raakten de musici collectief verslaafd aan Bulgaarse muziek. Ze studeerden fanatiek op de traditionele ritmes en melodieën. Speed en Black zijn samen de band Pachora begonnen, waarvan de basis ligt bij Bulgaarse volksmuziek. Jensson raakte steeds meer geïnteresseerd in het idee om verschillende onregelmatige ritmes te combineren. "Dus geen doorlopende groove, maar echte hoekigheid. De muziek van de saxofonist Tim Berne was daarbij ook belangrijk. Hij schrijft weliswaar weinig in wisselende maatsoorten, maar het klinkt wel zo. Een paar jaar geleden heb ik ook een Zweedse metalband ontdekt: Messhugah. Een ongelooflijke groep die heel interessante ritmes speelt. Zij heb-ben een grote invloed gehad op de nieuwste plaat van Tyft, 'Meg Nem Sa'. Ik ben al meer dan tien jaar bezig met onregelmatige maatsoorten, maar ik merk dat het nu steeds meer een geïntegreerd geheel is geworden. Ik neem me niet vooraf voor om iets onregelmatigs te schrijven. De melodieën die ik bedenk blijken dat gewoon vaak te zijn."
Het minimalistische, sfeervolle en veel minder ritmegerichte Napoli 23 is in meerdere opzichten een tegenpool van Tyft. De nadruk ligt op de verleidelijk ijzige viool van Eyvind Kang en de baritongitaar van Skúli Sverrisson. Jensson kleurt subtiel om hun sterke stemmen heen, samen met drummer Matthías M.D. Hemstock. Van de drie groepen op het festival neigt Napoli 23 nog het meest naar weidse Scandinavische fjørdenmuziek. Maar volgens Jensson komt die invloed eerder bij Amerikaanse klassieke componisten vandaan, zoals Terry Riley en Steve Reich en de latere minimalistische scene in Chicago, met onder andere de band Tortoise en violist en componist Tony Conrad.
Het pianotrio Flis is door Jensson geselecteerd omdat de band de jongste generatie IJslandse musici representeert, die van allerlei ingrediënten een eigen muzieksoort samenstelt. Flis klinkt vergeleken met de meeste huidige pianotrio's verfrissend on-pretentieus. Een riedeltje barpiano, grappig neuzelende exotica, een gemeende, klassiek lyrische ballad: het komt allemaal voorbij op een ontwapenend natuurlijke manier. Je hoort de bandleden genieten van het spelen, genieten van muziek zonder bijbedoelingen of vooropgezette strategieën. Dat is zeldzaam.
Het European TryTone Festival begint in Zaal 100 met een door Jensson geleide improvisatieavond aan de hand van een gecomponeerde structuur waar alle festivalmusici in mee zullen doen. Jensson: "Iedereen is zo verschillend. Als alles goed gaat ontstaat een uniek concert waarin we de sterke punten van iedereen kunnen combineren. Geen chaotische bende, maar een mooi geheel." En die IJslandse sound, hoe zit het daar nou mee? "Die bestaat niet. Ik hoop het niet, tenminste."
Source:
http://www.draaiomjeoren.com/artikelen/jensson.html
mánudagur, janúar 22, 2007
Icelandic Music Awards 2006 Nominees
Steinunn Jakobsdóttir for Grapevine
http://www.grapevine.is
A list of nominees for the upcoming Icelandic Music Awards were announced today. Bluesy newcomer Lay Low was nominated in four categories, including female singer of the year, song of the year and album of the year for her debut, Please Don’t Hate Me. Ghostigital, Baggalútur and Pétur Ben received three nominations each. The award ceremony will take place on January 31. This marks the thirteenth time they are given out.
The nominations are decreed by a panel of music industry experts, and read as following:
Pop / Album of the year
Hafdís Huld - Dirty Paper Cup
Benni Hemm Hemm - Kajak
Sálin & Gospel - Live in Laugardalshöll
Rock and Alternative / Album of the year
Reykjavík! - Glacial Landscapes, Religion, Opression & Alcohol
Pétur Ben - Wine for my Weakness
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Contemporary Pop / Album of the year
Ýmsir - Pældu í því sem pælandi er í
Bogomil Font and Flís - Bananalýðveldið
Baggalútur - Aparnir í Eden
Various music / Album of the year
Ghostigital - In Cod We Trust
Barði Jóhannsson - Haxan
Skúli Sverrisson - Sería
Jazz / Album of the year
Atlantshaf - Atlantshaf
Jóel Pálsson - Varp
Tómas R. Einarsson - Romm Tomm Tomm
Classic and Contemporary / Album of the year
Tónamínútur - by Atli Heimir Sveinsson.
Í rökkri - by Magnús Blöndal Jóhannsson.
Þorlákstíðir - by Voces Thules
Jazz / Performer of the year
Hilmar Jensson
Kristjana Stefánsdóttir and Sigurður Flosason quartet
Útlendingahersveitin
Classic and contemporary / Performer of the year
Frank Aarnink percussionist
Stefán Jón Bernharðsson horn player
Víkingur Heiðar Ólafsson pianist
Classic and Contemporary / Composition of the year
Áskell Másson – Violin concert
Hugi Guðmundsson - Equilibrium IV
Karólína Eiríksdóttir - Skuggaleikur
Classic and Contemporary / Song of the year
Ásgeir Ásgeirsson - Passing through
Einar Valur Scheving - Líf
Jóel Pálsson - Innri
Pop, Rock, Alternative, Contemporary pop and Various music
/ Performer of the year
Baggalútur
Björgvin Halldórsson
Bubbi Morthens
/ Song of the year
Baggalútur and Björgvin Halldórsson - Allt fyrir mig
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Ghostigital - Not Clean
/ Female singer of the year
Regína Ósk
Andrea Gylfadóttir
Lay Low
/ Male singer of the year
Bubbi Morthens
Friðrik Ómar
Pétur Ben
/ Music video of the year
Trabant - The One
Hafdís Huld - Tomoko
Ghostigital - Northern Lights
/ Album cover of the year
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Ampop - Sail to the Moon
Toggi - Puppy
/ Most promising newcomer
Elfa Rún Kristinsdóttir
Jakobínarína
Pétur Ben
http://www.grapevine.is
A list of nominees for the upcoming Icelandic Music Awards were announced today. Bluesy newcomer Lay Low was nominated in four categories, including female singer of the year, song of the year and album of the year for her debut, Please Don’t Hate Me. Ghostigital, Baggalútur and Pétur Ben received three nominations each. The award ceremony will take place on January 31. This marks the thirteenth time they are given out.
The nominations are decreed by a panel of music industry experts, and read as following:
Pop / Album of the year
Hafdís Huld - Dirty Paper Cup
Benni Hemm Hemm - Kajak
Sálin & Gospel - Live in Laugardalshöll
Rock and Alternative / Album of the year
Reykjavík! - Glacial Landscapes, Religion, Opression & Alcohol
Pétur Ben - Wine for my Weakness
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Contemporary Pop / Album of the year
Ýmsir - Pældu í því sem pælandi er í
Bogomil Font and Flís - Bananalýðveldið
Baggalútur - Aparnir í Eden
Various music / Album of the year
Ghostigital - In Cod We Trust
Barði Jóhannsson - Haxan
Skúli Sverrisson - Sería
Jazz / Album of the year
Atlantshaf - Atlantshaf
Jóel Pálsson - Varp
Tómas R. Einarsson - Romm Tomm Tomm
Classic and Contemporary / Album of the year
Tónamínútur - by Atli Heimir Sveinsson.
Í rökkri - by Magnús Blöndal Jóhannsson.
Þorlákstíðir - by Voces Thules
Jazz / Performer of the year
Hilmar Jensson
Kristjana Stefánsdóttir and Sigurður Flosason quartet
Útlendingahersveitin
Classic and contemporary / Performer of the year
Frank Aarnink percussionist
Stefán Jón Bernharðsson horn player
Víkingur Heiðar Ólafsson pianist
Classic and Contemporary / Composition of the year
Áskell Másson – Violin concert
Hugi Guðmundsson - Equilibrium IV
Karólína Eiríksdóttir - Skuggaleikur
Classic and Contemporary / Song of the year
Ásgeir Ásgeirsson - Passing through
Einar Valur Scheving - Líf
Jóel Pálsson - Innri
Pop, Rock, Alternative, Contemporary pop and Various music
/ Performer of the year
Baggalútur
Björgvin Halldórsson
Bubbi Morthens
/ Song of the year
Baggalútur and Björgvin Halldórsson - Allt fyrir mig
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Ghostigital - Not Clean
/ Female singer of the year
Regína Ósk
Andrea Gylfadóttir
Lay Low
/ Male singer of the year
Bubbi Morthens
Friðrik Ómar
Pétur Ben
/ Music video of the year
Trabant - The One
Hafdís Huld - Tomoko
Ghostigital - Northern Lights
/ Album cover of the year
Lay Low - Please Don’t Hate Me
Ampop - Sail to the Moon
Toggi - Puppy
/ Most promising newcomer
Elfa Rún Kristinsdóttir
Jakobínarína
Pétur Ben
sunnudagur, janúar 21, 2007
Worm Is Green
Arni Teitur Asgeirsson asked his longtime friends from his hometown of Akranes, Iceland (population 5,500) to flesh out his melodic soundscapes. Solidifying into a group, Worm Is Green began recording the songs that would become Automagic, released overseas last year on Iceland's Thule Musik (home of Mum and The Funerals) and now available in the U.S. on The Arena Rock Recording Co.
Critically praised throughout Europe, Automagic is a wondrous album that pairs Asgeirsson's intricate sound constructions with a potent rhythm section and the haunting, otherworldly vocals of Gudridur Ringsted. Her ethereal singing peppers a record that flits between ambient dream pop and slightly menacing electro-organic music with beats.
Ringsted shines brightest on a risky cover of Joy Division's beloved "Love Will Tear Us Apart," a dramatically different take on a classic that was recorded as a request from Thule Musik's owner. "He wanted to hear a chillout version with female vocals," Asgeirsson notes. "The result was very surprising, and everybody liked it, so we decided to put it alongside the other tracks we'd previously recorded for Automagic" Elsewhere, Worm Is Green focus on creating their own memorable songs, starting in Asgeirsson's bedroom, and in one case, at his grandfather's jewelry shop, where he recorded samples of Icelandic stones rubbing together and turned them into beats. Once the original ideas are in place, the musicians craft the songs in the studio. While the band's music has dark overtones, a sense of humor comes across in songs like "The Robot Has Got The Blues," and in the quirky melodic turns of the aquatic "Walk Thru."
"We take our work seriously, but the humor is what keeps us together," says Asgeirsson.
This playfulness carries over into the band's own description of its hard to peg sound. Jonsson once told a Finnish TV interviewer, "We are like Lionel Richie. Only newer. And not with the Commodores.
" Perhaps, but a more apt comparison is to British new wave and pop, Factory and 4AD bands, even Portishead. That's all for others to ponder, though, while Worm Is Green stay trained on the future. Automagic earned them a nomination for best new act in Iceland's music awards, and the band was still jelling as the record came together. Now with a few years of experience both in the studio and on stage, the musicians are on a mission to develop their sound further. Plans include adding more vocals and touring extensively.
"We consider our live show being our greatest aspect," says Asgeirsson. "We deliver electronic music in a new way, with a live drummer, vocals, bass player and two synth maniacs. It's very chilled out and laid back, but everything is possible. We've played shows more reminiscent of Nine Inch Nails than Worm Is Green.
" Until you get a chance to see Worm Is Green live, check out Automagic, a record that aligns the band with Iceland's skewed geniuses (Bjork, Sigur Ros) and incorporates sounds that conjure up images of purple sunsets, jagged cliffs and stark landscapes. However, as Asgeirsson puts it, "We aren't really walking on glaciers on an everyday basis."
Members
Arni Teitur Asgeirsson: Programming & Synthesizer
Bjarni Thor Hannesson: Sampler & Synthesizer
Thorsteinn Hannesson: Drums
Vilberg Hafsteinn Jonsson: Bass
Gudridur Ringsted: Vocals
Skátar - Boy Scouts are playing music
Skátar is a truly fresh breeze of noise-skronk-rock assault, this 5 piece band throws Captain Beefheart, Trumans Water, Polvo and various glimpses of eighties post- punk into the blender with astonishing results. Skátar was formed in 2001 and current lineup is less then one year old, it's members coming from various underground bands.
They have an "ar-splitting screechy guitar sound, often-impossible-to-follow drumming, mostly improvised, nervy vocals and an improbable mix of truly experimental music that's also fun to dance to".
Band Members
Björn: bass, guitar, voice
Óli: guitar, handclaps, cowbell and a drumkick
Pétur (drums and wickedness
Markús: vocals, keyboards, sticks, floor tom and bass
Benni: guitar, squeaks, feedback
They always perform dressed up in white overalls (used by painters to protect their clothing), with hoods over their heads.
Be prepared for ear-splitting screechy guitar sound, often-impossible-to-follow drumming, mostly improvised, nervy vocals by Markús and an improbable mix of truly experimental music that's also fun to dance to!
Skátar released "Heimsfridur i Chile: Hverju má breyta, bæta vid og laga" (translates as ‘World Peace In Chile: What Can be Changed, Improved & Fixed’) last year on Grandmothers Records.
Comments
“Wait till you hear Skátar from Iceland. I don’t know how to describe them even. Mogwai meets Black Sabbath that you can dance to. A heavy metal DFA?”
- Moshi Moshi Music
“They're also f**king mad, and were by far our favourite band of the night. Comparisons to Super Furry Animals are inevitably, especially when the frontman bears a passing resemblance to Gruff Rhys, but we'd like to call it Devo vs Agent Blue. And it was ruddy great.”
- Drowned In Sound
“Shiny guitars, neat outfits, and a mix of ramshackle, tuneful Pavement-isms with Make-Up styled declamatory shouting? Fabulous.”
- Noise Annoys
“The singer/keyboardist’s energy is boundless, jumping and running in place, kicking over mic stands, the band unfazed and continuously firing out their songs.”
“…there’s actually very little here that falls in frame with the outsider’s view of Iceland’s music and this eccentric quintet most certainly does not look anything like elves (no disrespect to the elfin branch of Iceland’s music industry).”
- The Reykjavik Grapevine
They have an "ar-splitting screechy guitar sound, often-impossible-to-follow drumming, mostly improvised, nervy vocals and an improbable mix of truly experimental music that's also fun to dance to".
Band Members
Björn: bass, guitar, voice
Óli: guitar, handclaps, cowbell and a drumkick
Pétur (drums and wickedness
Markús: vocals, keyboards, sticks, floor tom and bass
Benni: guitar, squeaks, feedback
They always perform dressed up in white overalls (used by painters to protect their clothing), with hoods over their heads.
Be prepared for ear-splitting screechy guitar sound, often-impossible-to-follow drumming, mostly improvised, nervy vocals by Markús and an improbable mix of truly experimental music that's also fun to dance to!
Skátar released "Heimsfridur i Chile: Hverju má breyta, bæta vid og laga" (translates as ‘World Peace In Chile: What Can be Changed, Improved & Fixed’) last year on Grandmothers Records.
Comments
“Wait till you hear Skátar from Iceland. I don’t know how to describe them even. Mogwai meets Black Sabbath that you can dance to. A heavy metal DFA?”
- Moshi Moshi Music
“They're also f**king mad, and were by far our favourite band of the night. Comparisons to Super Furry Animals are inevitably, especially when the frontman bears a passing resemblance to Gruff Rhys, but we'd like to call it Devo vs Agent Blue. And it was ruddy great.”
- Drowned In Sound
“Shiny guitars, neat outfits, and a mix of ramshackle, tuneful Pavement-isms with Make-Up styled declamatory shouting? Fabulous.”
- Noise Annoys
“The singer/keyboardist’s energy is boundless, jumping and running in place, kicking over mic stands, the band unfazed and continuously firing out their songs.”
“…there’s actually very little here that falls in frame with the outsider’s view of Iceland’s music and this eccentric quintet most certainly does not look anything like elves (no disrespect to the elfin branch of Iceland’s music industry).”
- The Reykjavik Grapevine
Cucamonga - Interview with SIGUR RÓS Album ( ) Belgian Radio Show
SIGUR RÓS
( )
Fatcat/PIAS/fatcd 22
Een van de acht titelloze nummers uit de gloednieuwe ook al titelloze cd "()" van het IJslandse kwartet Sigur Rós. Er zijn gewoon twee haakjes op de hoes, met niets ertussen. Alhoewel, op de Sigur Rós-website staat tussen die twee haakjes Eighteen seconds before sunrise, maar of dat nu echt de cd-titel is, daarover doet de band méér dan mysterieus.
De succesvolle doorbraakplaat van vorig jaar had nog wel een naam: "Agaetis byrjun". En dat was ook zo voor de debuut-cd "Von" uit 1997, die alleen in IJsland is verschenen. Maar bij de nieuwe plaat hoef ik dus mijn tong niet in bochten te wringen: geen songtitels, zelfs geen teksten. Dat wil nochtans niet zeggen dat er niet wordt gezongen.
Zanger en gitarist Jon Thor Birgisson probeert woorden te vinden om uit te leggen hoe dat zit.
JON THOR BIRGISSON: The most natural way of singing is to create the sounds that you feel, that come to you, sounds that are really kind of natural. You don't have to put some text into it later. That's not the way. It's what comes into your mind spontaneously. So it is the purest form of vocal sound.
De natuurlijkste en puurste manier van zingen is dus gewoon de klanken te laten stromen, recht uit je gevoel. Björk vertelde ons in haar vorige interview een gelijkaardig verhaal: ook zij zong in het begin klanken zoals die in haar opkwamen. Nochtans gebruikte Jon Thor Birgisson vroeger wel in de IJslandse taal.
JON THOR BIRGISSON: Icelandic language is somewhat harsh for singing. But it is nice; it's nice to sing in it. The last album was in Icelandic, but this is maybe like a one step further in clearness. There are a lot of bands in Iceland that sing in English because it floats much better. That's a little bit understandable. It's a more easy way to fit the words for a song in English, because Icelandic is somewhat harder to do, it's a little bit harsher.
IJslands is soms wat hard, vind Jon Thor Birgisson, ook al kan hij die taal zacht doen klinken. Veel IJslandse bands grijpen daarom naar het Engels, maar bij Sigur Rós is dat niet het geval. En het cd-boekje maakt ons evenmin wijzer: er staan gewoon lege bladzijden in.
JON THOR BIRGISSON: Our booklet inside the CD is just empty pages. People have to listen to the record and write their own lyrics, their own feelings, or draw a picture or something. It's up to them, the CD is not finished. They have to finish it themselves and kind of fill the space between the brackets. I think it's quite nice that I'm not trying to tell them some story of my life. I think you have to relate it to your life, to your surroundings and your environment.
Het staat je vrij de ruimte tussen de haakjes en die lege bladzijden zelf in te vullen: luister naar de muziek en schrijf er je eigen teksten bij. Trouwens, bij de vorige plaat, die in het IJslands werd gezongen, begrepen we evenmin waarover Jon Thor Birgisson het had. Dus ook daar moesten we zelf al een groot deel van het verhaal invullen.
JON THOR BIRGISSON: Our last CD "Agaetis byrjun" was sung in Icelandic. People didn't understand the lyrics, but they had their own interpretation of the lyrics. They didn't know what I was singing about. It was just their story, their understanding. It's quite nice when people have some soundtrack to their life.
Nog een titelloos nummer uit de titelloze nieuwe plaat van Sigur Rós.
Die groep huldigt de do-it-yourself mentaliteit, neemt dus zelf alles in handen, zoals bijvoorbeeld veel artiesten uit onze Antwerpse of uit de mangue beat sien.
JON THOR BIRGISSON: We have this mentality of doing it all yourself. It's quite funny, because in Denmark for example the government helps everybody. If they're doing a record they get sponsored, get some money for doing the record and the rehearsal space is also really cheap. And there are a lot of places to play in Denmark, kind of sponsored by the government. They have really nice equipments, nice PA's. But there's nothing like this in Iceland. The Icelandic government just don't know there exists good music in Iceland. It's really weird actually and so far behind. For that reason people have to do everything by themselves. But it's nice too, because you learn so much on your own.
Jon Thor Birgisson kijkt verlangend naar Denemarken, waar de overheid muzikanten volop in de watten legt. Maar het heeft ook zijn voordelen om op eigen benen te moeten staan: dan leer je met vallen en opstaan. Sigur Rós brengt zelfs letterlijk de platen zelf aan de man.
JON THOR BIRGISSON: For our first album we did everything ourselves. We recorded the album and did the cover ourselves and walked around town hanging out posters on buildings and things like that. I think it's really good for you to do everything yourself, in the beginning at least. It's nice to know the roots and to know how things work. And actually for this album we went around town and sprayed on houses. We did kind of a stencil, a really small picture of a boy who is kind of sleepwalking. We did some kind of stencil and cut it out and sprayed it around the city hall and things like that.
Om hun eerste cd te promoten gingen ze eigenhandig posters ophangen. En voor deze nieuwe plaat maakten ze het nog bonter met hun graffiti op het stadhuis van Reykjavik. In zo'n dunbevolkt land vind je nochtans niet zoveel muren om op te kliederen. Wij vroegen ons af of dat weidse land een invloed heeft op de muziek van Sigur Rós?
JON THOR BIRGISSON: Wherever you are born, you are related to the place. If you were born and raised in Brussels maybe you would write different music than if you were born and raised up in Iceland. Every place has its identities. The nation, the people who live there have their special mentality. I think it's more an unconscious thing. We don't write songs next to geysers or up in the mountains, but it probably is related to the surroundings and nature. Iceland is a spacious country; there are not so much tall buildings as here in Brussels. You can see the sky and the whole horizon, so it's maybe a little bit more open.
Pas als ze in een stad als Brussel zijn, realiseren de muzikanten van Sigur Rós zich hoeveel ruimte er in IJsland is. En natuurlijk vind je dat weidse, spaarzame gevoel terug in die langzame, breed uitgesmeerde nummers. Die muziek komt gewoon naar boven als ze samen zitten repeteren. Zij componeren niet, ze kunnen zelfs geen noten lezen, ze spelen gewoon en zien wat er uitkomt.
JON THOR BIRGISSON: We make just music that makes us feel really good, us four. And when we have written a song, we feel really good. We all have this urge to create something, because it's so healthy for you and it gives you so much. After you have written some songs you feel so much nourish for your soul. It's so good, you feel so alive. Maybe it's good to listen to it, maybe you feel what we feel when we are just alone in our space and feel good.
( )
Fatcat/PIAS/fatcd 22
Een van de acht titelloze nummers uit de gloednieuwe ook al titelloze cd "()" van het IJslandse kwartet Sigur Rós. Er zijn gewoon twee haakjes op de hoes, met niets ertussen. Alhoewel, op de Sigur Rós-website staat tussen die twee haakjes Eighteen seconds before sunrise, maar of dat nu echt de cd-titel is, daarover doet de band méér dan mysterieus.
De succesvolle doorbraakplaat van vorig jaar had nog wel een naam: "Agaetis byrjun". En dat was ook zo voor de debuut-cd "Von" uit 1997, die alleen in IJsland is verschenen. Maar bij de nieuwe plaat hoef ik dus mijn tong niet in bochten te wringen: geen songtitels, zelfs geen teksten. Dat wil nochtans niet zeggen dat er niet wordt gezongen.
Zanger en gitarist Jon Thor Birgisson probeert woorden te vinden om uit te leggen hoe dat zit.
JON THOR BIRGISSON: The most natural way of singing is to create the sounds that you feel, that come to you, sounds that are really kind of natural. You don't have to put some text into it later. That's not the way. It's what comes into your mind spontaneously. So it is the purest form of vocal sound.
De natuurlijkste en puurste manier van zingen is dus gewoon de klanken te laten stromen, recht uit je gevoel. Björk vertelde ons in haar vorige interview een gelijkaardig verhaal: ook zij zong in het begin klanken zoals die in haar opkwamen. Nochtans gebruikte Jon Thor Birgisson vroeger wel in de IJslandse taal.
JON THOR BIRGISSON: Icelandic language is somewhat harsh for singing. But it is nice; it's nice to sing in it. The last album was in Icelandic, but this is maybe like a one step further in clearness. There are a lot of bands in Iceland that sing in English because it floats much better. That's a little bit understandable. It's a more easy way to fit the words for a song in English, because Icelandic is somewhat harder to do, it's a little bit harsher.
IJslands is soms wat hard, vind Jon Thor Birgisson, ook al kan hij die taal zacht doen klinken. Veel IJslandse bands grijpen daarom naar het Engels, maar bij Sigur Rós is dat niet het geval. En het cd-boekje maakt ons evenmin wijzer: er staan gewoon lege bladzijden in.
JON THOR BIRGISSON: Our booklet inside the CD is just empty pages. People have to listen to the record and write their own lyrics, their own feelings, or draw a picture or something. It's up to them, the CD is not finished. They have to finish it themselves and kind of fill the space between the brackets. I think it's quite nice that I'm not trying to tell them some story of my life. I think you have to relate it to your life, to your surroundings and your environment.
Het staat je vrij de ruimte tussen de haakjes en die lege bladzijden zelf in te vullen: luister naar de muziek en schrijf er je eigen teksten bij. Trouwens, bij de vorige plaat, die in het IJslands werd gezongen, begrepen we evenmin waarover Jon Thor Birgisson het had. Dus ook daar moesten we zelf al een groot deel van het verhaal invullen.
JON THOR BIRGISSON: Our last CD "Agaetis byrjun" was sung in Icelandic. People didn't understand the lyrics, but they had their own interpretation of the lyrics. They didn't know what I was singing about. It was just their story, their understanding. It's quite nice when people have some soundtrack to their life.
Nog een titelloos nummer uit de titelloze nieuwe plaat van Sigur Rós.
Die groep huldigt de do-it-yourself mentaliteit, neemt dus zelf alles in handen, zoals bijvoorbeeld veel artiesten uit onze Antwerpse of uit de mangue beat sien.
JON THOR BIRGISSON: We have this mentality of doing it all yourself. It's quite funny, because in Denmark for example the government helps everybody. If they're doing a record they get sponsored, get some money for doing the record and the rehearsal space is also really cheap. And there are a lot of places to play in Denmark, kind of sponsored by the government. They have really nice equipments, nice PA's. But there's nothing like this in Iceland. The Icelandic government just don't know there exists good music in Iceland. It's really weird actually and so far behind. For that reason people have to do everything by themselves. But it's nice too, because you learn so much on your own.
Jon Thor Birgisson kijkt verlangend naar Denemarken, waar de overheid muzikanten volop in de watten legt. Maar het heeft ook zijn voordelen om op eigen benen te moeten staan: dan leer je met vallen en opstaan. Sigur Rós brengt zelfs letterlijk de platen zelf aan de man.
JON THOR BIRGISSON: For our first album we did everything ourselves. We recorded the album and did the cover ourselves and walked around town hanging out posters on buildings and things like that. I think it's really good for you to do everything yourself, in the beginning at least. It's nice to know the roots and to know how things work. And actually for this album we went around town and sprayed on houses. We did kind of a stencil, a really small picture of a boy who is kind of sleepwalking. We did some kind of stencil and cut it out and sprayed it around the city hall and things like that.
Om hun eerste cd te promoten gingen ze eigenhandig posters ophangen. En voor deze nieuwe plaat maakten ze het nog bonter met hun graffiti op het stadhuis van Reykjavik. In zo'n dunbevolkt land vind je nochtans niet zoveel muren om op te kliederen. Wij vroegen ons af of dat weidse land een invloed heeft op de muziek van Sigur Rós?
JON THOR BIRGISSON: Wherever you are born, you are related to the place. If you were born and raised in Brussels maybe you would write different music than if you were born and raised up in Iceland. Every place has its identities. The nation, the people who live there have their special mentality. I think it's more an unconscious thing. We don't write songs next to geysers or up in the mountains, but it probably is related to the surroundings and nature. Iceland is a spacious country; there are not so much tall buildings as here in Brussels. You can see the sky and the whole horizon, so it's maybe a little bit more open.
Pas als ze in een stad als Brussel zijn, realiseren de muzikanten van Sigur Rós zich hoeveel ruimte er in IJsland is. En natuurlijk vind je dat weidse, spaarzame gevoel terug in die langzame, breed uitgesmeerde nummers. Die muziek komt gewoon naar boven als ze samen zitten repeteren. Zij componeren niet, ze kunnen zelfs geen noten lezen, ze spelen gewoon en zien wat er uitkomt.
JON THOR BIRGISSON: We make just music that makes us feel really good, us four. And when we have written a song, we feel really good. We all have this urge to create something, because it's so healthy for you and it gives you so much. After you have written some songs you feel so much nourish for your soul. It's so good, you feel so alive. Maybe it's good to listen to it, maybe you feel what we feel when we are just alone in our space and feel good.
Etoiles Polaires Review by Markus Niementhaler December 2004 Vooruit, Gent, Belgium
Etoiles Polaires
4 december 2004, Venue Vooruit, Gent, Belgium
Markus Niementhaler
07/12/2004
Eerlijk gezegd begon het ons serieus te duizelen, toen we het programmaboekje van het Vooruit Geluid Festival "Etoiles Polaires" onder ogen kregen. Acht dagen lang zou het kruim van het muziekwereldje van rond de noordpoolcirkel resideren in de Oost-Vlaamse studentenstad, uitgerekend in een periode dat onze agenda ons bitter weinig speelruimte bood. De avonturen van Think of One met de drie Inuit keelzangeressen uit Nunavik zouden we moeten missen, net als de passages van singersongwriters Mugison, Eberg, de soundscapes van Stafrænn Hákon, de slaapkamer-elektronica van Kippi Kaninus, de Samizangeres Mari Boine en de eskimorap van Nuuk Posse. Maar wat er ook mocht gebeuren: zaterdag 4 december moésten en zouden we naar de Vooruit afzakken, voor de optredens van múm en Slowblow in de Theaterzaal en voor levende legendes Apparat Organ Quartet en Trabant in respectievelijk de Balzaal en het Kafee.
Voor het hoe en het waarom van het succes van al die IJslandse bands, verwijzen we u graag door naar de websites van het Radio 1-programma Cucamonga en de krant De Morgen, twee media van bij ons die al jaren aandacht besteden aan de muzikale ontwikkelingen van boven de noordpoolcirkel. Natuurlijk mogen we vandaag gerust spreken van een hype – en voor één keer een terechte hype - , het is alleen maar te hopen dat al dat lekkers binnen afzienbare tijd, wanneer er weer een nieuwe modegril opduikt, niet bij het restafval wordt gedumpt. De meeste van deze bands timmeren al jaren aan de weg, en in de slipstream van Björk, Sigur Rós en múm krijgen ze de publieke belangstelling en de artistieke erkenning die zij op basis van hun muzikale kwaliteiten verdienen. Laten we het hier dus vooral niet hebben over toevalstreffers of eendagsvliegen…
Zo’n bruisende scene waarin iedereen als het ware iedereen kent en iedereen dan ook met om het even wie in drie vier bandjes speelt, is natuurlijk geen uniek gegeven. Kijk maar naar wat er bij ons gebeurt, of naar het Duitse plaatsje Weilheim, waar eveneens rond een vrij kleine groep muzikanten bands ontstonden als The Notwist, Lali Puna, Ms John Soda en Tied & Tickled Trio. Het grote verschil is waarschijnlijk het eilandgevoel en de daaruit volgende “do it yourself”-mentaliteit, die ertoe leidt dat er in Reykjavik en omstreken zo eigenzinnig wordt gemusiceerd.
Genoeg gezeverd echter, over naar de orde van de dag. Zoals kon verwacht worden, zat de Theaterzaal afgelopen zaterdag zo goed als vol voor de doortocht van múm. Geen echt concert dus, dat hadden we al in het voorjaar, in de A.B., maar omdat we toen allemaal zo goed hadden opgelet en beleefd geapplaudisseerd, had de IJslandse band nog een toemaatje in petto voor ons land: een live-opvoering van ‘Sleeping Bicycle’, het radiohoorspel dat in eigen land in de prijzen viel en voorheen alleen in Parijs werd opgevoerd. Het betrof hier voor ons dus een vrij unieke gelegenheid. ‘Sleeping Bicycle’ is een adaptatie van ‘Svefnhjólid’, een novelle uit 1990 van de IJslandse auteur Gyrdir Elíasson. Het is het verhaal van een jonge auteur die, met pak en zak en schrijfmachine, met een oude Suzuki-motor door IJsland tuft en terechtkomt in een kleine, nogal merkwaardige gemeenschap. ‘Sleeping Bicycle’ slingert tussen komisch, poëtisch en mythisch; tussen droom en werkelijkheid; tussen echte mensen en figuren uit de onderwereld…
Verteller van dienst was Ragnar Kjartansson, beeldend kunstenaar en zanger-gitarist bij Trabant en The Funerals (en percussionist bij Kanada), terwijl drie múm-leden aan de slag gingen met elektronica, gitaar, accordeon, melodica, zingende zaag en dies meer. Sommige mensen zullen zich misschien wat gestoord hebben aan de nogal lijzige manier van vertellen van Kjartansson, al bij al leverde de combinatie op zijn best enkele magische momenten op. múm bewees in het verleden al (met Andri Snær Magnason) dat ze wel weg weten met poëzie, zo’n evocatie van een prozatekst is voor hen dan ook gesneden brood. Het enige minpunt(je) was echter dat het op den duur nogal lang duurde. We weten het, je kan geen verhaallijnen halverwege doorknippen, de lijzige, soms een tikkeltje onduidelijke manier van voorlezen maakte dat het moeilijk was de hele voorstelling door even aandachtig te blijven.
Na ‘Sleeping Bicycle’ zou er een korte, technische pauze volgen, waarbij we best konden blijven zitten, werd ons gemeld. IJslanders blijken echter goed opgevoede jongens en meisjes te zijn, die nooit een vin zullen verroeren zonder voorafgaande toestemming. Dat was althans de verklaring van Orri Jonsson, één van de spilfiguren van Slowblow, waarom die korte pauze dan toch nog langer duurde dan voorzien: de groep was er klaar voor, maar ze stonden te wachten tot iemand van de organisatie hen het podium kwam opjagen.
Slowblow is een band die inmiddels vier cd’s op haar naam heeft staan, waaronder de soundtrack van de prachtfilm "Nói Albinó"i. De regisseur van deze film is niemand minder dan Dagur Kari, samen met Orri Jonsson de harde kern van Slowblow. De groep maakt lo-fi pop, en dat mag in hun geval zelfs bijna een eufemisme heten. Het duo werd op het podium bijgestaan door ondermeer Kristín Anna Valtdysdóttir en Örvar Thóreyjarsson Smárason van múm, en bracht een collectie uiterst fragiele, ragfijne en haast aandoenlijk slordige liedjes ten gehore uit de laatste, titelloze cd en uit de soundtrack van Nói Albinói. De groepsleden wisselden bijna na elke song hun instrumenten uit, wat ertoe leidde dat er niet bepaald veel vaart zat in het concert. Daar stond dan weer tegenover dat die wisselingen wel voor meer variatie zorgde. Jonsson en Kari wisselden elkaar ook af aan de microfoon, een niet onverstandige zet wanneer je geen van beiden zingt als een nachtegaal, en werden daarbij geregeld geassisteerd door de karakteristieke stem van Valtdsdóttir.
Het was al bijna half elf toen een heuse volksverhuizing zich in gang zette. De menigte had lang genoeg moeten stilzitten, en toog van de Theaterzaal naar de Balzaal. Heel even moesten we denken aan een troep scholieren die zich van de turnzaal naar het chemielokaal begaven, maar nee, dit was geen nachtmerrie: in de mist die het podium omhulde, doken plots vier aartslelijke, in sjofele kostuums gestoken figuren (en één doordeweeks geklede, knappe manskerel) op: Apparat Organ Quartet. Bekendste bandlid is ongetwijfeld muzikant-componist-producer Jóhann Jóhannsson, die tijdens Etoiles Polaires ook nog te zien was met Karanova (met onze landgenoot Peter Vermeersch) en tevens de muziek componeerde voor ‘IBM 1401, A User’s Manual’, een dansvoorstelling van Erna Ómarsdóttir. Maar Jóhannson is niet de enige creatieve duizendpoot bij A.O.Q. Drummer Ómarsson geselde in het verleden al vellen en stokken in een punkband, Hördur Bragason is ook nog organist in een Lutherse kerk en werkte ooit samen met de Oostenrijker Hermann Nitsch.
Wie de muziek van Apparat Organ Quartet oppervlakkig beluistert, zal meteen aan Kraftwerk denken. Een vergelijking die ergens wel hout snijdt, maar toch niet helemaal opgaat en door de groep zelf wordt weggelachen door de bandleden op de cd-hoes niet voor te stellen als robots maar als Lego-mannetjes. Terwijl de Duitsers dertig jaar geleden hun eigen synthesizers ontworpen en bouwden, gaan de IJslanders op zoek naar afgedankte apparatuur, die van de schroothoop wordt gered en een tweede leven krijgt bij de vier geschifte orgeldraaiers. Met dit instrumentarium – aangevuld met speelgoedsynthesizertjes en waardeloze Russische rommel - wordt naar hartelust geëxperimenteerd; analoge keys worden bijvoorbeeld aangesloten op gitaarversterkers, met een erg vuile sound tot gevolg. Ook wat de nummers zelf aangaat, worden alle mogelijke stijlen met elkaar gecombineerd: glamrock, punk, elektro, aanstekelijke pop, brokken oubollige horrofilmmuziek en avantgarde worden aan elkaar genaaid tot een muzikaal monster van Frankenstein, dat bovendien een potsierlijk – maar onweerstaanbaar – dansje uit de leden schudt.
Nadat er werd afgetrapt met ‘The Anguish of Space-Time’ (een aanzwellende dreun die de zaal langzaam aan naar het kookpunt voerde) werd er overgeschakeld op de goed in het oor liggende melodietjes van o.a. ‘Global Capitol’ en ‘Romantika’. De mensen die waren afgezakt naar de Balzaal vonden het geweldig, en de band werkte zich met een brede glimlach in het zweet. Na vijf nummers werd er dan ook collectief naar adem gehapt, zodat de groep een korte rookpauze inlaste. Na goed drie kwartier (het kan ook een klein uurtje geweest zijn, de tijd vloog gewoon) verdween A.O.Q. voor het eerst naar de coulissen. Dat was buiten het Gentse publiek gerekend, dat de groep tot twee keer toe weer het podium opfloot.
Omstreeks half twaalf zat het er echt op en werden we vriendelijk verzocht het feestje beneden verder te zetten, in het Kafee. Daar had Trabant het podium ingenomen, een groep die ooit nog de hort op mocht met Gus Gus. De band – enkele jaren geleden nog een elektroduo – is intussen aangegroeid tot een vijftal, met de eerder genoemde Ragnar Kjartansson als blikvanger. Ook hier vijf leden die van alle markten thuis zijn, meer zelfs: met zijn allen houden ze er eigenlijk twee bands op na. Behalve de sexy mix van R&B, funk en elektro die ze met Trabant maken, leiden deze jongens een parallel bestaan als countrygroep The Funerals.
Dat deze groep eerder dit jaar mocht optreden in het presidentieel paleis zegt dan weer meer over de smaak en de mentaliteit van de IJslandse president. Muzikaal is Trabant niet meteen de meest verfijnde band uit het Hoge Noorden, met hun opvallende podiumact bewijzen ze dat het er in die contreien bijwijlen warm aan toe kan gaan. Een opvolger van debuutplaat “Moment of Truth” is naar verluidt in de maak, in Gent konden we ons laven aan de stevige live-uitvoeringen van “Enter Spacebar”, “Lady Elephant” en “Nasty Boy”.
Met pijn in het hart verlieten we iets voor enen Gent, in de wetenschap dat er de komende dagen nog zoveel leuke en mooie dingen gingen komen die we jammer genoeg aan ons voorbij moesten laten gaan. Gelukkig konden de pas aangeschafte cd’s van Mugison, Slowblow en Singapore Sling voor enig soelaas zorgen tijdens de lange rit naar huis…
4 december 2004, Venue Vooruit, Gent, Belgium
Markus Niementhaler
07/12/2004
Eerlijk gezegd begon het ons serieus te duizelen, toen we het programmaboekje van het Vooruit Geluid Festival "Etoiles Polaires" onder ogen kregen. Acht dagen lang zou het kruim van het muziekwereldje van rond de noordpoolcirkel resideren in de Oost-Vlaamse studentenstad, uitgerekend in een periode dat onze agenda ons bitter weinig speelruimte bood. De avonturen van Think of One met de drie Inuit keelzangeressen uit Nunavik zouden we moeten missen, net als de passages van singersongwriters Mugison, Eberg, de soundscapes van Stafrænn Hákon, de slaapkamer-elektronica van Kippi Kaninus, de Samizangeres Mari Boine en de eskimorap van Nuuk Posse. Maar wat er ook mocht gebeuren: zaterdag 4 december moésten en zouden we naar de Vooruit afzakken, voor de optredens van múm en Slowblow in de Theaterzaal en voor levende legendes Apparat Organ Quartet en Trabant in respectievelijk de Balzaal en het Kafee.
Voor het hoe en het waarom van het succes van al die IJslandse bands, verwijzen we u graag door naar de websites van het Radio 1-programma Cucamonga en de krant De Morgen, twee media van bij ons die al jaren aandacht besteden aan de muzikale ontwikkelingen van boven de noordpoolcirkel. Natuurlijk mogen we vandaag gerust spreken van een hype – en voor één keer een terechte hype - , het is alleen maar te hopen dat al dat lekkers binnen afzienbare tijd, wanneer er weer een nieuwe modegril opduikt, niet bij het restafval wordt gedumpt. De meeste van deze bands timmeren al jaren aan de weg, en in de slipstream van Björk, Sigur Rós en múm krijgen ze de publieke belangstelling en de artistieke erkenning die zij op basis van hun muzikale kwaliteiten verdienen. Laten we het hier dus vooral niet hebben over toevalstreffers of eendagsvliegen…
Zo’n bruisende scene waarin iedereen als het ware iedereen kent en iedereen dan ook met om het even wie in drie vier bandjes speelt, is natuurlijk geen uniek gegeven. Kijk maar naar wat er bij ons gebeurt, of naar het Duitse plaatsje Weilheim, waar eveneens rond een vrij kleine groep muzikanten bands ontstonden als The Notwist, Lali Puna, Ms John Soda en Tied & Tickled Trio. Het grote verschil is waarschijnlijk het eilandgevoel en de daaruit volgende “do it yourself”-mentaliteit, die ertoe leidt dat er in Reykjavik en omstreken zo eigenzinnig wordt gemusiceerd.
Genoeg gezeverd echter, over naar de orde van de dag. Zoals kon verwacht worden, zat de Theaterzaal afgelopen zaterdag zo goed als vol voor de doortocht van múm. Geen echt concert dus, dat hadden we al in het voorjaar, in de A.B., maar omdat we toen allemaal zo goed hadden opgelet en beleefd geapplaudisseerd, had de IJslandse band nog een toemaatje in petto voor ons land: een live-opvoering van ‘Sleeping Bicycle’, het radiohoorspel dat in eigen land in de prijzen viel en voorheen alleen in Parijs werd opgevoerd. Het betrof hier voor ons dus een vrij unieke gelegenheid. ‘Sleeping Bicycle’ is een adaptatie van ‘Svefnhjólid’, een novelle uit 1990 van de IJslandse auteur Gyrdir Elíasson. Het is het verhaal van een jonge auteur die, met pak en zak en schrijfmachine, met een oude Suzuki-motor door IJsland tuft en terechtkomt in een kleine, nogal merkwaardige gemeenschap. ‘Sleeping Bicycle’ slingert tussen komisch, poëtisch en mythisch; tussen droom en werkelijkheid; tussen echte mensen en figuren uit de onderwereld…
Verteller van dienst was Ragnar Kjartansson, beeldend kunstenaar en zanger-gitarist bij Trabant en The Funerals (en percussionist bij Kanada), terwijl drie múm-leden aan de slag gingen met elektronica, gitaar, accordeon, melodica, zingende zaag en dies meer. Sommige mensen zullen zich misschien wat gestoord hebben aan de nogal lijzige manier van vertellen van Kjartansson, al bij al leverde de combinatie op zijn best enkele magische momenten op. múm bewees in het verleden al (met Andri Snær Magnason) dat ze wel weg weten met poëzie, zo’n evocatie van een prozatekst is voor hen dan ook gesneden brood. Het enige minpunt(je) was echter dat het op den duur nogal lang duurde. We weten het, je kan geen verhaallijnen halverwege doorknippen, de lijzige, soms een tikkeltje onduidelijke manier van voorlezen maakte dat het moeilijk was de hele voorstelling door even aandachtig te blijven.
Na ‘Sleeping Bicycle’ zou er een korte, technische pauze volgen, waarbij we best konden blijven zitten, werd ons gemeld. IJslanders blijken echter goed opgevoede jongens en meisjes te zijn, die nooit een vin zullen verroeren zonder voorafgaande toestemming. Dat was althans de verklaring van Orri Jonsson, één van de spilfiguren van Slowblow, waarom die korte pauze dan toch nog langer duurde dan voorzien: de groep was er klaar voor, maar ze stonden te wachten tot iemand van de organisatie hen het podium kwam opjagen.
Slowblow is een band die inmiddels vier cd’s op haar naam heeft staan, waaronder de soundtrack van de prachtfilm "Nói Albinó"i. De regisseur van deze film is niemand minder dan Dagur Kari, samen met Orri Jonsson de harde kern van Slowblow. De groep maakt lo-fi pop, en dat mag in hun geval zelfs bijna een eufemisme heten. Het duo werd op het podium bijgestaan door ondermeer Kristín Anna Valtdysdóttir en Örvar Thóreyjarsson Smárason van múm, en bracht een collectie uiterst fragiele, ragfijne en haast aandoenlijk slordige liedjes ten gehore uit de laatste, titelloze cd en uit de soundtrack van Nói Albinói. De groepsleden wisselden bijna na elke song hun instrumenten uit, wat ertoe leidde dat er niet bepaald veel vaart zat in het concert. Daar stond dan weer tegenover dat die wisselingen wel voor meer variatie zorgde. Jonsson en Kari wisselden elkaar ook af aan de microfoon, een niet onverstandige zet wanneer je geen van beiden zingt als een nachtegaal, en werden daarbij geregeld geassisteerd door de karakteristieke stem van Valtdsdóttir.
Het was al bijna half elf toen een heuse volksverhuizing zich in gang zette. De menigte had lang genoeg moeten stilzitten, en toog van de Theaterzaal naar de Balzaal. Heel even moesten we denken aan een troep scholieren die zich van de turnzaal naar het chemielokaal begaven, maar nee, dit was geen nachtmerrie: in de mist die het podium omhulde, doken plots vier aartslelijke, in sjofele kostuums gestoken figuren (en één doordeweeks geklede, knappe manskerel) op: Apparat Organ Quartet. Bekendste bandlid is ongetwijfeld muzikant-componist-producer Jóhann Jóhannsson, die tijdens Etoiles Polaires ook nog te zien was met Karanova (met onze landgenoot Peter Vermeersch) en tevens de muziek componeerde voor ‘IBM 1401, A User’s Manual’, een dansvoorstelling van Erna Ómarsdóttir. Maar Jóhannson is niet de enige creatieve duizendpoot bij A.O.Q. Drummer Ómarsson geselde in het verleden al vellen en stokken in een punkband, Hördur Bragason is ook nog organist in een Lutherse kerk en werkte ooit samen met de Oostenrijker Hermann Nitsch.
Wie de muziek van Apparat Organ Quartet oppervlakkig beluistert, zal meteen aan Kraftwerk denken. Een vergelijking die ergens wel hout snijdt, maar toch niet helemaal opgaat en door de groep zelf wordt weggelachen door de bandleden op de cd-hoes niet voor te stellen als robots maar als Lego-mannetjes. Terwijl de Duitsers dertig jaar geleden hun eigen synthesizers ontworpen en bouwden, gaan de IJslanders op zoek naar afgedankte apparatuur, die van de schroothoop wordt gered en een tweede leven krijgt bij de vier geschifte orgeldraaiers. Met dit instrumentarium – aangevuld met speelgoedsynthesizertjes en waardeloze Russische rommel - wordt naar hartelust geëxperimenteerd; analoge keys worden bijvoorbeeld aangesloten op gitaarversterkers, met een erg vuile sound tot gevolg. Ook wat de nummers zelf aangaat, worden alle mogelijke stijlen met elkaar gecombineerd: glamrock, punk, elektro, aanstekelijke pop, brokken oubollige horrofilmmuziek en avantgarde worden aan elkaar genaaid tot een muzikaal monster van Frankenstein, dat bovendien een potsierlijk – maar onweerstaanbaar – dansje uit de leden schudt.
Nadat er werd afgetrapt met ‘The Anguish of Space-Time’ (een aanzwellende dreun die de zaal langzaam aan naar het kookpunt voerde) werd er overgeschakeld op de goed in het oor liggende melodietjes van o.a. ‘Global Capitol’ en ‘Romantika’. De mensen die waren afgezakt naar de Balzaal vonden het geweldig, en de band werkte zich met een brede glimlach in het zweet. Na vijf nummers werd er dan ook collectief naar adem gehapt, zodat de groep een korte rookpauze inlaste. Na goed drie kwartier (het kan ook een klein uurtje geweest zijn, de tijd vloog gewoon) verdween A.O.Q. voor het eerst naar de coulissen. Dat was buiten het Gentse publiek gerekend, dat de groep tot twee keer toe weer het podium opfloot.
Omstreeks half twaalf zat het er echt op en werden we vriendelijk verzocht het feestje beneden verder te zetten, in het Kafee. Daar had Trabant het podium ingenomen, een groep die ooit nog de hort op mocht met Gus Gus. De band – enkele jaren geleden nog een elektroduo – is intussen aangegroeid tot een vijftal, met de eerder genoemde Ragnar Kjartansson als blikvanger. Ook hier vijf leden die van alle markten thuis zijn, meer zelfs: met zijn allen houden ze er eigenlijk twee bands op na. Behalve de sexy mix van R&B, funk en elektro die ze met Trabant maken, leiden deze jongens een parallel bestaan als countrygroep The Funerals.
Dat deze groep eerder dit jaar mocht optreden in het presidentieel paleis zegt dan weer meer over de smaak en de mentaliteit van de IJslandse president. Muzikaal is Trabant niet meteen de meest verfijnde band uit het Hoge Noorden, met hun opvallende podiumact bewijzen ze dat het er in die contreien bijwijlen warm aan toe kan gaan. Een opvolger van debuutplaat “Moment of Truth” is naar verluidt in de maak, in Gent konden we ons laven aan de stevige live-uitvoeringen van “Enter Spacebar”, “Lady Elephant” en “Nasty Boy”.
Met pijn in het hart verlieten we iets voor enen Gent, in de wetenschap dat er de komende dagen nog zoveel leuke en mooie dingen gingen komen die we jammer genoeg aan ons voorbij moesten laten gaan. Gelukkig konden de pas aangeschafte cd’s van Mugison, Slowblow en Singapore Sling voor enig soelaas zorgen tijdens de lange rit naar huis…
Daniel Agust Swallowed a Star January 2006 Cucamonga
SWALLOWED A STAR (23 januari 2006)
DANÍEL ÁGÚST
One Little Indian/Labelman
TPLP463CD
http://www.daniel.is
The moss van de IJslander Daníel Ágúst. Je vindt het op Swallowed a star, zijn eerste solo-cd. In de jaren negentig zat hij in GusGus, een elektronica- en triphopgroep diein IJsland hoge ogen gooide en ook in de rest van Europa een tijdje hip was. Maar GusGus is al lang verleden tijd voor Daníel.
DANÍEL ÁGÚST: I wanted to explore further different kind of approaches, how to make music. By quitting the band I just got the freedom to do that. These guys are still my friends and sometimes I collaborate with them. To me, when a voice inside just cries that I have to do something else, go on an excursion and investigate how you can make music differently and how you can learn from it, I just have to go onto that journey. "Muzikale meningsverschillen" is dus in zijn geval geen eufemisme voor "persoonlijke problemen", want de leden van GusGus kunnen nog altijd goed met elkaar opschieten. GusGus was dolle pret, maar ook een tikkeltje te oppervlakkig. En Daníel Ágúst had behoefte aan iets meer diepgang.
DANÍEL ÁGÚST: I had been in two bands, but never expressed my deepest feelings and emotions or the way I look at life or love and hate or whatever is close to me. For this album I just thought it was time to do something like that, to paint a picture that was very close to how I felt and not superficial or something that didn't concern me directly.
En dat werd dus uiteindelijk Swallowed a star, een cd waarop Daníel elektronica verweeft met strijkers. En dat lijkt moeilijker dan het is, want je hoeft helemaal niet klassiek geschoold te zijn om met strijkinstrumenten te werken.
DANÍEL ÁGÚST: My background is purely pop and rock. What I did: I had this musical software program that enables me to write voices for different instruments with a sampler. That's basically how I did it. I just printed it out for the string players
to play. I got some assistance to have the notation right, so the players could read it.
Ja, zó kan zelfs ik het ook! Maar goed, die werkwijze klinkt wat omslachtig. Waarom heeft hij bijvoorbeeld niet gekozen voor gitaren? Of voor een piano? Wel, daar heeft hij een goede reden voor…
DANÍEL ÁGÚST: To keep it as timeless as possible by means of using the string instruments, because they are by themselves very timeless. But they refer to the old way of expressing music. That was the most fascinating thing to me: to relate to this
old heritage of how to make music and bring it to the present.
The gray en If you leave me now van Daníel Ágúst. Vrijdag kun je hem live zien op De Nachten in Antwerpen. Omdat het een duur project is, is dit een van de zeldzame concerten die hij zal geven. Maar het wordt niet echt zijn Belgische première, want
anderhalf jaar geleden speelde hij al op de Dijlefeesten in Mechelen. In die periode woonden hij en zijn vrouw Gabriella trouwens in ons land. Eerst deelden ze een reuzeflat van een vriendin die in Brussel woonde.
DANÍEL ÁGÚST: We had been talking about moving and broadening our horizons a little bit, because we had been living here for almost too long. We wanted to try and live somewhere else. So we moved over to her house. She knew this architect that was renovating this castle in the middle of Brussels and he invited us to. And there we worked for 2,5 years and it was very inspiring: a beautiful place with a lake around and a small land with trees and stuff.
Maar ondertussen woont Daníel Ágúst dus weer in IJsland. Het is trouwens daar dat Dirk Steenhaut voor ons dit interview met hem heeft gemaakt. Daníel heeft ondertussen al bijna twee nieuwe platen af. Het basisidee van Swallowed a star is dan ook al vijf jaar oud. Het heeft tijd gekost om de nummers op te nemen, maar nog meer om een platenfirma te vinden. En zijn belangrijkste medewerker was producer Bix Pender, een IJslander die onder anderen Madonna en Beck heeft geremixt.
DANÍEL ÁGÚST: He's a master with sound and soundscape and making things work in context and working together aurally. I couldn't have done this without him, because he was such a great contribution to the whole thing. He just put another
dimension into it. He enhanced it by his generosity and musical skill. Maar hoe belangrijk de strijkinstrumenten en de elektronica ook zijn, minstens zo prominent én belangrijk is natuurlijk de stem van Daníel. Want daarrond draait het
hele verhaal.
DANÍEL ÁGÚST: My voice is the one telling the story or the feeling in words, but it's totally intertwined with the strings and the strings are like a vehicle for the message, for the thought. I wanted to make a personal album, which was describing my
different states of mind and the best instruments to do that are these string instruments. Because they relate straight to the core, to the heart, to the brain and to the stomach. I was just fascinated by the sound of that, the soundscape.
DANÍEL ÁGÚST
One Little Indian/Labelman
TPLP463CD
http://www.daniel.is
The moss van de IJslander Daníel Ágúst. Je vindt het op Swallowed a star, zijn eerste solo-cd. In de jaren negentig zat hij in GusGus, een elektronica- en triphopgroep diein IJsland hoge ogen gooide en ook in de rest van Europa een tijdje hip was. Maar GusGus is al lang verleden tijd voor Daníel.
DANÍEL ÁGÚST: I wanted to explore further different kind of approaches, how to make music. By quitting the band I just got the freedom to do that. These guys are still my friends and sometimes I collaborate with them. To me, when a voice inside just cries that I have to do something else, go on an excursion and investigate how you can make music differently and how you can learn from it, I just have to go onto that journey. "Muzikale meningsverschillen" is dus in zijn geval geen eufemisme voor "persoonlijke problemen", want de leden van GusGus kunnen nog altijd goed met elkaar opschieten. GusGus was dolle pret, maar ook een tikkeltje te oppervlakkig. En Daníel Ágúst had behoefte aan iets meer diepgang.
DANÍEL ÁGÚST: I had been in two bands, but never expressed my deepest feelings and emotions or the way I look at life or love and hate or whatever is close to me. For this album I just thought it was time to do something like that, to paint a picture that was very close to how I felt and not superficial or something that didn't concern me directly.
En dat werd dus uiteindelijk Swallowed a star, een cd waarop Daníel elektronica verweeft met strijkers. En dat lijkt moeilijker dan het is, want je hoeft helemaal niet klassiek geschoold te zijn om met strijkinstrumenten te werken.
DANÍEL ÁGÚST: My background is purely pop and rock. What I did: I had this musical software program that enables me to write voices for different instruments with a sampler. That's basically how I did it. I just printed it out for the string players
to play. I got some assistance to have the notation right, so the players could read it.
Ja, zó kan zelfs ik het ook! Maar goed, die werkwijze klinkt wat omslachtig. Waarom heeft hij bijvoorbeeld niet gekozen voor gitaren? Of voor een piano? Wel, daar heeft hij een goede reden voor…
DANÍEL ÁGÚST: To keep it as timeless as possible by means of using the string instruments, because they are by themselves very timeless. But they refer to the old way of expressing music. That was the most fascinating thing to me: to relate to this
old heritage of how to make music and bring it to the present.
The gray en If you leave me now van Daníel Ágúst. Vrijdag kun je hem live zien op De Nachten in Antwerpen. Omdat het een duur project is, is dit een van de zeldzame concerten die hij zal geven. Maar het wordt niet echt zijn Belgische première, want
anderhalf jaar geleden speelde hij al op de Dijlefeesten in Mechelen. In die periode woonden hij en zijn vrouw Gabriella trouwens in ons land. Eerst deelden ze een reuzeflat van een vriendin die in Brussel woonde.
DANÍEL ÁGÚST: We had been talking about moving and broadening our horizons a little bit, because we had been living here for almost too long. We wanted to try and live somewhere else. So we moved over to her house. She knew this architect that was renovating this castle in the middle of Brussels and he invited us to. And there we worked for 2,5 years and it was very inspiring: a beautiful place with a lake around and a small land with trees and stuff.
Maar ondertussen woont Daníel Ágúst dus weer in IJsland. Het is trouwens daar dat Dirk Steenhaut voor ons dit interview met hem heeft gemaakt. Daníel heeft ondertussen al bijna twee nieuwe platen af. Het basisidee van Swallowed a star is dan ook al vijf jaar oud. Het heeft tijd gekost om de nummers op te nemen, maar nog meer om een platenfirma te vinden. En zijn belangrijkste medewerker was producer Bix Pender, een IJslander die onder anderen Madonna en Beck heeft geremixt.
DANÍEL ÁGÚST: He's a master with sound and soundscape and making things work in context and working together aurally. I couldn't have done this without him, because he was such a great contribution to the whole thing. He just put another
dimension into it. He enhanced it by his generosity and musical skill. Maar hoe belangrijk de strijkinstrumenten en de elektronica ook zijn, minstens zo prominent én belangrijk is natuurlijk de stem van Daníel. Want daarrond draait het
hele verhaal.
DANÍEL ÁGÚST: My voice is the one telling the story or the feeling in words, but it's totally intertwined with the strings and the strings are like a vehicle for the message, for the thought. I wanted to make a personal album, which was describing my
different states of mind and the best instruments to do that are these string instruments. Because they relate straight to the core, to the heart, to the brain and to the stomach. I was just fascinated by the sound of that, the soundscape.
Smekkleysa Bad Taste Label
Bad Taste's (aka Smekkleysa), birthday is the 8th of June 1986. The people behind it were young artists and musicians, that most had been active on the Icelandic music scene and very soon after went on to form "the pop department of Smekkleysa", The Sugarcubes. Another fundamental member is Ásmundur Jónsson, former co-founder of Gramm records with Einar Örn. In the humble beginnings the young eager people forming under the umbrella of Bad Taste had big, wild ideas, and were determined to do as much positive damage to the then fossile-like Icelandic art/music scene. As progressive art movements had done earlier in the century, the people behind Bad Taste put together a charter.
1. As "good taste" and "frugality" are the main enemies of creativity and well-being, Bad taste aims to fight everything that can be branded "good taste" and "frugality".
2. In the fight against the above ("good taste" etc.), Bad taste will use every imaginable and unimaginable method, e.g. inculation, extermination, tasteless advertisements and announcements, distribution and sale of common junk and excretement.
In the charter it is also stated that Bad Taste will start a radio station, Radio Demon (hasn't happened yet!), give out medals "to those who succeed outstandly in bad taste and dissipation" (given out couple of times) and open a restaurant / club called "The Dirt Pit" (hasn't happend yet!). From day one the main goal of BT became the publishing of work by its' members (be that music, poetry, novels etc.) and their friends and whoever fit the bill. The debut release was a postcard drawn by Friðrik Erlingsson, then a guitarist with the Sugarcubes, of Reagan and Gorbachev, who at the time had a legendary "peace summit" in Reykjavík. The postcard sold like crazy and earned the company enough money to release the first record, a 7" single by The Sugarcubes entitled "Einn mol'á mann" (One Cube per head) which featured Icelandic versions of "Birthday" and "Cat". The single didn't sell too well and was actually available from the mail order department of the company (started 1992) until 2000.
As the Sugarcubes became an internationally recognized act, more money was around to throw into the BT business. Most of the Bad Taste releases have finally broken even, but some haven't, so that perhaps explains that some years periods have passed without a single BT release.
Ampop New Album 2006 Iceland Review 43.04
Feature of the Week: Soon hearing from…Ampop
Icelandic melodic-pop/rock band Ampop recently released its fifth album Sail to the Moon which has been praised by critics. Last summer the band played at several venues across Europe to promote their last album My Delusions and next year Ampop is scheduled to play at concerts in New York and Los Angeles. Now the band is on the brink of world fame, but this time last year it was still struggling. Read IR’s Adam Key Raney’s article about Ampop, featuring a band trying to make it.
Iceland Review Number 43.04.
Adam Key Raney.
Photo by the famous Icelandic photographer Páll Stefánsson.
What does a band from Iceland have to do to break into the international market? Ampop is one of dozens of bands trying to break out of the country’s spirited but small scene. With a new single release in the UK this winter, the ambient band has discovered the age-old dilemma of entering the world of pop: trying to walk the fine line between making catchy music and not selling out.
Birgir Hilmarsson, the vocalist and guitarist for Ampop likes sounds – all kinds of them.
“I remember how my mother used to take her lipstick from her purse and it would make a beautiful sound,” he said. “I used to say, ‘Can you do that again, Mom?’ She used to laugh at me and tell me I was strange.”
For the better part of the last decade, Hilmarsson, aka Biggi, has been plugging away at all kinds of sounds while being plugged into his band Ampop. He started the band in Reykjavík with his longtime friend and collaborator Kjartan Fridriksson while still in high school. The musicians, both 26 now, made up a song at one of their first meetings and called it “Ampop” because it had a touch of “ambient” sound mixed with a “pop” music feel.
The name stuck to more than the single. Sitting in the smoky shadows of Reykjavík’s ashtray of a hangout, Kaffibarinn, the musicians explain what a relief it was to get that first hurdle out of the way. “I am glad it ended up that way because you usually spend forever doing thinking of a band name only to come up with something pretentious,” said Kjartan.
But the obscure, moody music that the band began to create wasn’t as catchy as their name. Even though their electronic tunes had a certain melodious and engaging sound, it was hard to make a big name for themselves in the crowded Icelandic music scene. They only sold 1,000 copies of their previous album in Iceland.
So Ampop has done what any band with big plans would do. This year, they made a conscious decision to change their musical identity in hopes of attracting more listeners abroad. They teamed up with a manager, Francisco García, who has worked for various small labels in the UK. The Spanish expatriate who calls London home, had heard some of their early music and was convinced they could go far. He knew the band needed to figure out how to appeal to a wider audience.
“This is called the music industry, and it is a business,” said García. “If you want to play songs just for the sake of playing what you like, you’re probably going to find you sell very few copies. You have to be true to yourself, but still understand what people want to hear and get your message across without selling your soul.”
For more than a decade, Icelandic bands have been known for drawing worldwide attention without compromising their homegrown sound. The 2005 Iceland Airwaves music festival, started as a way to showcase Reykjavík’s music scene, was one of the biggest in the festival’s seven-year history. Nearly 200 bands played over the course of five days, including Ampop, who played the festival for the third time.
But for García, the point is to get the band to see beyond its island shores and take them in the direction that Sigur Rós, Gus Gus, Múm, the Sugarcubes [link] and Björk have gone before them. Interestingly, Ampop’s propensity for ethereal electronica has worked for most of these big acts. The international stars of the Icelandic firmament have made their mark with a heavy electronic influence.
Ampop wants to keep some of their ambient roots, while turning up the volume on their pop music.
Ampop’s new release, My Delusions, is already available in Iceland on Sena Records. A single of the same name was released in the United Kingdom on the small label Relentless Records on November 28. Halfway through the recording of the album, the duo picked up a charismatic and talented drummer, Jón Geir Jóhannsson, and they are starting to make a splash on the international circuit. Last summer, García helped the band score a gig at one of the most important music festivals in the United States, South by Southwest in Austin, Texas. From there they went on to play shows in Canada and the States with a stop in New York. Not much press was generated from their North American sojourn, but they made a big enough impression on Relentless scouts to secure the deal for their single in the UK.
Although they have been working for years to generate buzz, the shy Icelanders started to feel like small town boys in the big city on their tour.
“New York was overwhelming,” said Biggi. “We almost had two crashes in a taxi. I have never been in a place that big.”
“It was pure energy overload. It was like ten cups of coffee,” said Kjartan.
The tour and the new album have pumped a newfound energy into the band. Kjartan said, “This is the kind of departure from our previous work, after years of relying on and believing in technology,”
Biggi said, “These are songs that people can remember, learn the words and hopefully sing along to.”
Biggi and Kjartan both live in the UK and are learning about the business side of the music industry with their manager’s help. García said, “At the end of the day you are selling a brand. Sigur Rós is a perfect example of that. They combine fantastic songs with a fantastic image.”
And he thinks Ampop’s brand is starting to catch on. “They understand pop music more now. They have learned a lot about harmonies and concentrated a lot in writing lyrics and making the melodies work.”
Árni Einar Birgisson manages Iceland Airwaves and thinks the Icelandic brand is still a powerful force. He called a step up for the band. “It is definitely a much better album than they have released before,” said Birgisson. “It seems like they are taking themselves a little more seriously.”
García says crafting a new sound and image is just the first step in getting more attention. “We are building it up in a small and safe way. The plan is to get their video some airtime, get them up on iTunes and create a buzz throughout 2006.”
And the band, like their manager, is as serious about their business as they have been about their music. “Being from Iceland is still considered hip and cool,” says Biggi. “As for how long that will be, who knows?”
Source
http://www.icelandreview.com
Icelandic melodic-pop/rock band Ampop recently released its fifth album Sail to the Moon which has been praised by critics. Last summer the band played at several venues across Europe to promote their last album My Delusions and next year Ampop is scheduled to play at concerts in New York and Los Angeles. Now the band is on the brink of world fame, but this time last year it was still struggling. Read IR’s Adam Key Raney’s article about Ampop, featuring a band trying to make it.
Iceland Review Number 43.04.
Adam Key Raney.
Photo by the famous Icelandic photographer Páll Stefánsson.
What does a band from Iceland have to do to break into the international market? Ampop is one of dozens of bands trying to break out of the country’s spirited but small scene. With a new single release in the UK this winter, the ambient band has discovered the age-old dilemma of entering the world of pop: trying to walk the fine line between making catchy music and not selling out.
Birgir Hilmarsson, the vocalist and guitarist for Ampop likes sounds – all kinds of them.
“I remember how my mother used to take her lipstick from her purse and it would make a beautiful sound,” he said. “I used to say, ‘Can you do that again, Mom?’ She used to laugh at me and tell me I was strange.”
For the better part of the last decade, Hilmarsson, aka Biggi, has been plugging away at all kinds of sounds while being plugged into his band Ampop. He started the band in Reykjavík with his longtime friend and collaborator Kjartan Fridriksson while still in high school. The musicians, both 26 now, made up a song at one of their first meetings and called it “Ampop” because it had a touch of “ambient” sound mixed with a “pop” music feel.
The name stuck to more than the single. Sitting in the smoky shadows of Reykjavík’s ashtray of a hangout, Kaffibarinn, the musicians explain what a relief it was to get that first hurdle out of the way. “I am glad it ended up that way because you usually spend forever doing thinking of a band name only to come up with something pretentious,” said Kjartan.
But the obscure, moody music that the band began to create wasn’t as catchy as their name. Even though their electronic tunes had a certain melodious and engaging sound, it was hard to make a big name for themselves in the crowded Icelandic music scene. They only sold 1,000 copies of their previous album in Iceland.
So Ampop has done what any band with big plans would do. This year, they made a conscious decision to change their musical identity in hopes of attracting more listeners abroad. They teamed up with a manager, Francisco García, who has worked for various small labels in the UK. The Spanish expatriate who calls London home, had heard some of their early music and was convinced they could go far. He knew the band needed to figure out how to appeal to a wider audience.
“This is called the music industry, and it is a business,” said García. “If you want to play songs just for the sake of playing what you like, you’re probably going to find you sell very few copies. You have to be true to yourself, but still understand what people want to hear and get your message across without selling your soul.”
For more than a decade, Icelandic bands have been known for drawing worldwide attention without compromising their homegrown sound. The 2005 Iceland Airwaves music festival, started as a way to showcase Reykjavík’s music scene, was one of the biggest in the festival’s seven-year history. Nearly 200 bands played over the course of five days, including Ampop, who played the festival for the third time.
But for García, the point is to get the band to see beyond its island shores and take them in the direction that Sigur Rós, Gus Gus, Múm, the Sugarcubes [link] and Björk have gone before them. Interestingly, Ampop’s propensity for ethereal electronica has worked for most of these big acts. The international stars of the Icelandic firmament have made their mark with a heavy electronic influence.
Ampop wants to keep some of their ambient roots, while turning up the volume on their pop music.
Ampop’s new release, My Delusions, is already available in Iceland on Sena Records. A single of the same name was released in the United Kingdom on the small label Relentless Records on November 28. Halfway through the recording of the album, the duo picked up a charismatic and talented drummer, Jón Geir Jóhannsson, and they are starting to make a splash on the international circuit. Last summer, García helped the band score a gig at one of the most important music festivals in the United States, South by Southwest in Austin, Texas. From there they went on to play shows in Canada and the States with a stop in New York. Not much press was generated from their North American sojourn, but they made a big enough impression on Relentless scouts to secure the deal for their single in the UK.
Although they have been working for years to generate buzz, the shy Icelanders started to feel like small town boys in the big city on their tour.
“New York was overwhelming,” said Biggi. “We almost had two crashes in a taxi. I have never been in a place that big.”
“It was pure energy overload. It was like ten cups of coffee,” said Kjartan.
The tour and the new album have pumped a newfound energy into the band. Kjartan said, “This is the kind of departure from our previous work, after years of relying on and believing in technology,”
Biggi said, “These are songs that people can remember, learn the words and hopefully sing along to.”
Biggi and Kjartan both live in the UK and are learning about the business side of the music industry with their manager’s help. García said, “At the end of the day you are selling a brand. Sigur Rós is a perfect example of that. They combine fantastic songs with a fantastic image.”
And he thinks Ampop’s brand is starting to catch on. “They understand pop music more now. They have learned a lot about harmonies and concentrated a lot in writing lyrics and making the melodies work.”
Árni Einar Birgisson manages Iceland Airwaves and thinks the Icelandic brand is still a powerful force. He called
García says crafting a new sound and image is just the first step in getting more attention. “We are building it up in a small and safe way. The plan is to get their video some airtime, get them up on iTunes and create a buzz throughout 2006.”
And the band, like their manager, is as serious about their business as they have been about their music. “Being from Iceland is still considered hip and cool,” says Biggi. “As for how long that will be, who knows?”
Source
http://www.icelandreview.com
Sigur Ros New Album 2007
Sigur Rós records new album
Icelandic indie-rock band Sigur Rós has been busy recording its new album in Sundlaugin (“The Swimming Pool”), their recording studio near Reykjavík, for the past two months.
According to Sigur Rós bass player Georg Holm, the band expects the new album will be finished this year. Fréttabladid reports.
“We have recorded a few songs, but we don’t know what the album will be like yet,” Holm told Fréttabladid. “As it is, we are just experimenting.”
“Some of the songs we are recording are old; material that we never finished and has never been published. We thought it was time to finish it now,” Holm said.
Sigur Rós is also working on a video of one of their concerts, which was filmed in Iceland last year.
On February 26 the band will play at a charity concert for Tibet in Carnegie Hall in New York. “We want to support this cause, but haven’t been able to participate in the charity concert before now,” Holm said.
Sigur Rós will perform one song at the concert, most likely “Heysátan” from its latest album Takk. “It is one of few songs that we can play without bringing three tons of musical instruments,” Holm told Fréttabladid.
On the day before the concert Sigur Rós will play during the dance performance “Split Sides” by Merce Cunningham in Miami.
Source:
http://www.icelandreview.com
Efnisorð:
Sigur Ros New Album 2007
laugardagur, janúar 20, 2007
Gus Gus Wikipedia
GusGus is a techno band from Reykjavík, Iceland founded in 1995. Current members are President Bongo, Biggi Veira & Earth. They are currently working on their 6th studio album, called "Forever". It's due for release in February of 2007.
History
Initially formed as a film and actor's collective, they became mostly known for their electronic music. GusGus has had a varied lineup: Birgir Þórarinsson (aka Biggi Veira), Daníel Ágúst Haraldsson, Magnús Jónsson, Sigurður Kjartansson, Stefán Árni Þorgeirsson, Hafdís Huld Hákonardóttir, Emilíana Torrini, Urður Hákonardóttir (aka Earth), Magnús Guðmundsson (aka Herb Legowitz, and Buckmaster DeLaCruz), Stephan Stephensen (aka Alfred More, aka President Bongo) and Baldur Stefánsson.
Several lineup changes have occurred, and their current incarnation consists of 3 members (President Bongo, Earth and Biggi Veira).
The filmmaking arm of GusGus split off to form the production company "Celebrator" (also known as 'Arni & Kinski'), which has produced award-winning advertisements and videos.
A few former members such as Hafdís Huld, Blake (Magnús Jónsson), and Daníel Ágúst have gone solo, most notably though Emilíana Torrini, who provided a song for the soundtrack to Peter Jackson's The Lord of the Rings: The Two Towers.
Their music is eclectic, and although primarily classified with techno, trip-hop and house music, they have experimented with numerous other styles.
They have also remixed several famous artists, including Björk, Depeche Mode, Moloko, and Sigur Rós. Added to this they released a song called "Desire" with Ian Brown in January 2004.
Discography
Studio albums
Gusgus (1995)
Polydistortion (1997)
This Is Normal (1999)
Gus Gus vs. T-World (2000)
Attention (2002)
Forever (2007)
Singles
Polyesterday (1996)
Believe (1997)
Standard Stuff For Drama (1997)
Ladyshave (1999)
V.I.P. (1999)
Dance You Down (2002)
Desire (2002)
David (2003)
Call Of The Wild (2003)
Lust / Porn (2005)
Need In Me (2005)
Forever Sampler (2006)
Gerast áskrifandi að:
Færslur (Atom)