miðvikudagur, desember 19, 2007

Article about Icelandic Music (Rekto:Verso 2004)

I found a Belgian Article in Rekto:Verso Magazine (2004) about the "typical" or "unique" Icelandic music/sound. Is it a longtime "hype"? Does it even exist: an Icelandic music "style"? And does Iceland have the X-factor in music business?
Sort of checklist is presented to look @ "Icelandic (like) music", whatever this is.

Muziek met een accent - Melancholie als exportproduct
Jeroen Rombaut
Rekto:Verso
Nr. 8 November/December 2004
Don’t believe the hype
Yeaaaah boyyyyyy!
IJsland, anno 1995: geisers, oorverdovende stilte, bergmeren, barre maanlandschappen, Björk.
IJsland, anno 2004: Sigur Rós, múm, Björk, geisers, oorverdovende stilte, bergmeren, barre maanlandschappen. In die volgorde.

IJsland is hot. Zonder de steun van grote marketingmachines slagen meer en meer IJslandse bands erin om de oversteek naar het grote publiek te maken. Een bijna hemelse muzikale openbaring of net muziek voor elfen, trollen en troglodieten: fans en niet-fans zijn het er over eens dat het moeilijk is onbewogen te blijven bij de typische IJsland-sound. Met Sigur Rós, múm - en in mindere mate Gus Gus - als belangrijkste exponenten, worden hele hordes IJslandse bands en projecten aan de borst van de internationale (muziek)pers gedrukt. Terecht? Waarom niet, er worden jaarlijks meer dan genoeg middelmatige Britse of Amerikaanse bandjes het tijdelijke sterrendom in gekatapulteerd, om dan even snel uit het zwerk geschoten te worden. Waarom dan niet even windowshoppen bij minder voor de hand liggende bands? Belgische concertorganisatoren blijven alvast niet achter: in oktober kon u in de Botanique in Brussel een Soirée islandaise bewonderen en in december is het de beurt aan het Etoiles polaires festival in Vooruit in Gent. Maar is de IJsland-sound werkelijk zo uniek?
Sigur Rós: kamerbreed
Een streepje popgeschiedenis. In 1997 verschijnt het debuutalbum van Sigur Rós, Von, op het lokale Bad Taste label. Overzees lijkt niemand hier wakker van te liggen maar in IJsland zelf gaat het publiek plat voor de dromerige en soms bombastische pop van het viertal. Opvolger Ágætis Byrjun (1999) lijkt dezelfde weg op te gaan, tot het nummer ‘Svefn-G-Englar’ met zijn majestueuze opbouw en ijle vocalen opgepikt wordt door het Britse muziekblad NME en het meteen tot single van de week schopt. De mediasneeuwbal gaat aan het rollen en al snel komt Sigur Rós onder de vleugels van de independent FatCat Records terecht die meteen Ágætis Byrjun re-releast. FatCat ziet duidelijk wat in de jonge snaken en zorgt voor heel wat airplay in West-Europa en de VS. Ágætis Byrjun blijkt een schot in de roos: prominente muziekbladen zoals Rolling Stone en Wire wijden talloze kolommen aan het viertal en bombarderen hen tot dé revelatie na de eeuwwende.
Deze revelatie van dienst bedient zich van conventionele instrumenten, voor zover dat vibrafoon, zingende zaag en met strijkstokken bewerkte gitaren onder die noemer vallen. De songs klokken af op een gemiddelde van 8 minuten. Geen 1-2-3-4 rock ’n roll dus, maar epische werkstukken met weliswaar een begin, midden en slot, al houdt de klassieke songstructuur daarmee ook op. Het resultaat: kamerbrede klanktapijten, gestoffeerd met massa’s reverb en verweven met spaarzame vocalen. Zanger Jon Thor Birgisson gebruikt zijn stem als een van de vele instrumenten. Als hij zijn falset al eens in stelling brengt om min of meer verstaanbare klanken voort te brengen, doet hij dat in een zelfverzonnen taal, een samenraapsel van flarden Engels, IJslands en niet-bestaande woorden. Maniëristisch en pretentieus volgens sommigen, hemels mooi volgens de groeiende schare fans. Hoewel de wall of sound van Sigur Rós af en toe wat bombastisch aandoet, ontwijken ze handig de valkuilen waar zovele symfonische rockers op tijd en stond wel in tuimelen. Als hun composities uit de bocht dreigen te gaan, wordt alles even stilgelegd en zachtjesaan weer opgebouwd. Sigur Rós gaat voor de Grote Emoties maar vindt perfect het evenwicht tussen (relatief) harde en zachte passages.
Eind 2002 wordt het allemaal nog wat mysterieuzer. Op het nieuwe, titelloze album ( ), zijn nergens songtitels, -teksten of zelfs maar credits te vinden. De boodschap is duidelijk: ‘luister naar onze muziek, de rest is bijzaak’. Niet iedereen legt zich daar zomaar bij neer en muziekcritici allerlande tuimelen over elkaar heen om een verklaring te bieden voor deze ‘revolutionaire’ aanpak. Sigur Rós zelf maalt er niet echt om: met een MTV Video Award en twee Grammy-nominaties op zak vinden ze begin 2004 onderdak bij EMI en werken ze door aan een nieuw album dat in de lente van volgend jaar zou moeten verschijnen.
múm: elektronica voor geliefden
Met behulp van zorgvuldig bijeengeharkte en –geknutselde clicks en samples, analoge instrumenten en zacht geneurie laat múm zijn zoete melodieën de vrije loop. Geen stoorzenders, weerbarstige songstructuren of plotse ritmewendingen: múm mikt op het hart, het intellect wordt vrolijk onder de mat geveegd. Songs rollen af en aan, schijnbaar moeiteloos laverend tussen traag, trager en traagst. Toch sluipt er af en toe een kleine speldenprik in het organische geheel. Een strategisch geplaatst drumloopje hier, een fluisterstem, zacht opdoemende lalala of wat ruis daar. Je schrikt even op, spitst de oren, alleen maar om te beseffen dat het vals alarm is. múm neemt de luisteraar zacht bij de hand en leidt hem binnen in een cocon van warmte en licht. Buiten miezert het uren aan een stuk, binnen staat de afwas te wachten. múm levert de ideale soundtrack bij de herfst. Exemplarisch hiervoor zijn ‘I’m 9 Today’ en ‘There Is a Number of Small things’, beide tracks op het debuut Yesterday Was Dramatic – Today Is OK. Heel af en toe doorbreekt múm het patroon, zoals op ‘Smell Memory’. Hier wél weerbarstige beats, doodlopende eindjes en ritmestoornissen, maar het doet meer aan als een stijloefening dan als een song. Autechre of Aphex Twin achterna, maar dan net iets minder inventief. Ze lijken het meteen zelf te beseffen, want het volgende nummer ‘There Is a Number of Small Things’ slaat resoluut weer de weg van de melodie in. Een weg die ze vanaf dan niet meer zullen verlaten, ook niet op de opvolgers, Finally We Are No One (FatCat, 2002) en het recente Summer Make Good (FatCat, 2004). Hun grotendeels instrumentale composities maken wel stilaan plaats voor conventionelere songstructuren, en af en toe mag er zelfs al eens gezongen worden. múm doet het met Björk-Engels. Love it or leave it, maar hier wérkt het.
Ik hype, jij hypet, wij hypen
The worst thing is the way foreign magazines go on and on about how quiet the guys are. They overhype the reserved qualities. They love making Icelandic things more unique than they are. ‘Oh they’re so “Icelandic”!’
Verdienen Sigur Rós en múm de aandacht? Absoluut, maar hier spreekt een fan. Hadden ze diezelfde aandacht gekregen als ze pakweg uit Luxemburg of Macedonië kwamen? Misschien wel, maar zeker niet zo snel.
Het heeft veel weg van een self-fulfilling prophecy: IJslandse muziek wordt al dan niet onbewust eigenschappen toegedicht die zeker aanwezig zijn, maar die evengoed terug te vinden zijn in honderden andere bands. De IJsland-checklist zet de belangrijkste stijlkenmerken op een rijtje.
Checklist
Breed uitwaaierende gitaarpartijen met dikke lagen reverb en delay?
Explosions in the sky, Godspeed You Black Emperor!
Traag openbloeiende songs, vooruitgestuwd door zoete strijkersarrangementen?
Tindersticks
Mysterieus imago, weinig interviews en cryptische songtitels?
Mogwai, Godspeed You Black Emperor!
Melancholie als handelsmerk?
Sophia, Reindeer Section, Tindersticks, Low, Spain, Kings of Convenience, Tristeza
Stem als instrument, exotisch klinkend Engels of een zelfverzonnen taal?
De meeste Belgische bands
Lo-fi elektronische muziekcollages?
Boards of Canada, Four Tet, Autechre, Aphex Twin, het hele Morr-label
Maar waarom worden deze eigenschappen dan typisch IJslands genoemd?

Zijn Sigur Rós en múm onderling inwisselbaar? Gelukkig niet, al zijn er een paar flinterdunne overeenkomsten. Na hun debuut worden Sigur Rós en múm binnengehaald bij FatCat Records. múms studioalbums zijn deels opgenomen in Sundlaugin, Sigur Rós’ homestudio annex verlaten zwembad buiten Reykjavik. Als er één element is dat beide bands bindt, dan is het hun zin voor ongebreidelde melancholie. Terwijl Sigur Rós dit bewerkstelligt met epische werkstukken in mineurakkoorden en langgerekte soundscapes, doet múm het met veeleer intimistisch maar daarom niet minder overdonderende elektronische klanken die ze slim aaneenrijgen tot een homogeen lappendeken (hier géén contradictio in terminis). Maar verder dan deze raakpunten gaat de vergelijking niet op zonder krampachtig te moeten wroeten in het privé-leven van de groepsleden. Twee verschillende stijlen onder één noemer, que pasa?
IJsland, het is maar een woord
Toegegeven, de combinatie van bovenvermelde muzikale technieken is in grote concentratie aanwezig bij Sigur Rós en múm, maar zo uniek is die nu ook weer niet. Elke zichzelf respecterende independent heeft wel een of meerdere bands op stal die minstens even ‘IJslands’ klinken als bovengenoemde bands. Snuister eens in de back catalogue van het Morr-label en ontdek bands die minstens even ijselijk als warm klinken. Is de westerse muziekliefhebber opeens veel vatbaarder geworden voor ongebreidelde melancholie of heeft het fin-de-siècle gevoel er iets mee te maken? Mengen de IJslandse watermaatschappijen een stevige scheut melancholie door het drinkwater? Speelt het imago van het land als onherbergzaam en elfachtig oord een rol? Wellicht vooral het laatste.
Eerst een misverstand de wereld uit helpen. De IJslandse muziekscene pivoteert rond de hoofdstad Reykjavik. Dat hoeft niet te verbazen: IJsland is met zijn 280.000 inwoners het dunstbevolkte land van Europa en het overgrote deel van de IJslanders woont in of rond de hoofdstad. In het hinterland wordt wellicht ook volop gemusiceerd, maar net zoals in andere muzikale epicentra zoals Detroit, Manchester of Berlijn heeft de grootstad een magnetisch effect op artiesten die het verder willen schoppen dan schimmige achterafzaaltjes en doorrookte clubs. Wie dus IJsland zegt, zegt Reykjavik, maar dat laatste bekt niet zo gemakkelijk. IJsland geeft recensenten de kans om de argeloze muziekliefhebber om de oren te slaan met metaforen over’s lands ongerepte natuur en de (vermoede) eigenschappen van de plaatselijke bevolking. IJsland, het woord alleen al heeft star quality, of om het met een lelijk woord te zeggen: het heeft een zekere X-factor.
Het vergt weinig verbeeldingskracht om te geloven dat het een oord is waar bijgeloof en mythologie nog vastgeroest lijken in het dagelijkse leven. Waar bij het aanleggen van wegen rekening wordt gehouden met vermeende woonplaatsen van magische wezens. Waar het in de wintermaanden een half uur per dag licht is en het in de zomermaanden amper donker wordt. Waar de bevolking zich naar het schijnt het hele jaar door binnenskamers ophoudt en enkel de deur uitkomt als het écht moet, mensen- en lichtschuw als die dekselse IJslanders zijn.
Voor overwerkte recensenten komen de IJslanders dus als geroepen. Lees er de honderden Sigur Rós- of múm-besprekingen op na: tijd voor een kwantitatief lexicologisch onderzoek is er niet, de deadline wenkt, maar u kunt er gif op innemen dat de meest voorkomende woorden ‘feeëriek’, ‘betoverend’, ‘ijl’, ‘dromerig’, ‘rotsen’, ‘grimmig’, ‘onherbergzaam’ en ‘desolaat’ zullen zijn. Dat kunnen ze van Luxemburg niet zeggen. Natuurlijk slaan ze de bal niet compleet mis als ze het hebben over de invloed van het klimaat of de algemene gemoedsgesteldheid van de inwoners op de lokale sound. Het is niet meer dan logisch dat IJslandse muziek iets intimistischer zal klinken dan de Cubaanse Son van Buenavista Social Club of de gruizige grootstadsrock van The White Stripes. Wat me wél stoort is dat de klemtoon in al te veel recensies meer ligt op het IJslandse land(schap) en de invloed ervan dan op de muziek zelf. Muziek (of gelijk welke ander kunstvorm) kan moeilijk losgekoppeld worden van de omstandigheden waarin ze tot stand gekomen is. Maar dat is geen reden om er op los te wauwelen. Toegegeven, niet alle magazines kunnen hun journalisten alle windstreken uitsturen om ter plaatse onderzoek te gaan verrichten. Dat is ook niet nodig. Wat ze wél (zouden moeten) hebben, is een gezond paar oren die verder kunnen luisteren dan hun buis van Eustachius groot is, en een even gezonde dosis zelfbeheersing om de muziek op de voorgrond te plaatsen, de plek die het verdient.
toekomstmuziek
Hoe moet het nu verder? Worden de IJslanders een gevestigde muzikale waarde of ondergaan ze het trieste lot van zovele one-trick-ponies die het nooit tot in de eindejaarslijstjes schoppen? Sigur Rós en múm hebben alvast weinig te vrezen. Beide bands zijn er min of meer op eigen kracht in geslaagd om de westerse muziekliefhebber te bereiken, en zullen dat wellicht blijven doen. Het bedje van hun muzikale landgenoten lijkt ondertussen ook al gespreid. Marketeers likkebaarden al bij de gedachte aan de volgende lichting IJslandse bands. Ik ook, maar niet om dezelfde reden. Al gehoord van Slowblow, Einar Örn Ghostigital, Apparat Organ Quartet, Mugison, Trabant, Kimono of Eivør Pálsdóttir?
Nee? Nog even geduld, de hype komt er aan.
Per seconde wijzer
dissectie ‘Svefn-G-Englar’ (Ágætis Byrjun, track 2)
0'0”: De song begint met een geluidscollage met statische ruis, het geluid van een sonar als leidmotief, enkele seconden in- en uitfadend gezang en orgel. De combinatie van deze klanken zorgt voor een bevreemdend en soms onheilspellend ruimtelijk effect.
0’50”: Gitaar valt in, bespeeld met een cello-strijkstok en doordrenkt met delay; behoedzame snaredrums treden de gitaar bij.
1'25": Gitaarklanken worden zwaarder vervormd, het distortion-pedaal doet zijn werk.
2'00": Gitaar wordt naar de achtergrond gemixt en doet nu dienst als ondersteuning van de zanglijn die invalt met ég er kominn aftur inn í þig
Een donkere tweede stem treedt de 1e stem soms bij en glijdt weer weg.
3’03”: Zang schakelt een octaaf of wat hoger en wringt zich richting "refrein", een langgerekt tjú tjú.
03'50": Een tweede stem komt de eerste bijstaan, strofe-refrein lossen elkaar af.
5'02": Drums vallen weg na het langgerekte refrein, xylofoonmotiefje neemt de plaats van de drum in, enkel stemmen en xylofoon blijven over. Volume neemt af, song lijkt uit te faden en wordt naakter met de seconde. Stilte voor de storm.
06'06": Drums vallen terug in, orgel valt in en zang schakelt over op een bijna-schreeuwen; distortion en delay all over the place.
6'25": Tempo gaat weer naar beneden, gitaar blijft nadrukkelijker aanwezig, langgerekte vocale uithalen en tweede stem komt de 1e stem weer bijstaan, strofe-refrein lossen elkaar af.
8'30": Outro begint, een voor een vallen de verschillende instrumenten stil.
8'45": Bijna onhoorbare, digitale effectjes.
9'02": Complete stilte.
9'04": Statische ruis die doet denken aan het aan- en afrollen van de zee.
9'30": Hartslagritme komt erbij, tempo versnelt geleidelijk en gaat halverwege uit de bocht.
10'04": Song breekt abrupt af.
Svefn-G-Englar Video
http://www.youtube.com/watch?v=vRVjm6mAVds

DISCOGRAFIE
SIGUR RÓS
1997 VON - [BAD TASTE]
1998 VON BRIGÐI - [BAD TASTE] - REMIXALBUM VAN VON
1999 ÁGÆTIS BYRJUN - [BAD TASTE; LATER OOK FATCAT]
2002 ( ) - [MCA]
MÚM
2000 YESTERDAY WAS DRAMATIC - TODAY IS OK [THULE/TMT]
2001 PLEASE SMILE MY NOISE BLEED - [MORR MUSIC]
2001 REMIXED - [TMT]
2000 YESTERDAY WAS DRAMATIC - TODAY IS OK - [THULE/TMT]
2002 FINALLY WE ARE NO ONE - [FATCAT]
2004 SUMMER MAKE GOOD - [FATCAT]
Source: www.rektoverso.be/content/view/257/2

Engin ummæli:

Skrifa ummæli