föstudagur, febrúar 29, 2008

Een land op de rand - Article in De Standaard Newspaper

This week the Iceland on the Edge Festival had his kick off in Brussels.
A lot of media attention for Iceland in the papers & on the radio.
An article full of wrong spelled names was published in the quality paper De Standaard.
Island Airwaves instead of Iceland Airwaves, Jonssi instead of Jónsi, Haflor for Hafþór, grillhusio for grillhúsið, tölba for tölva, the Kárahnjúkar area written incorrectly :(
I changed most of it in proper Icelandic :)
A country on the edge or
Een land op de rand
FESTIVAL IJSLAND VIJF MAANDEN IN DE KIJKER IN BRUSSEL
Publication: 27. February 2008 in De Standaard (Belgian Newspaper)

Vulkanen, gletsjers, een decennialang alcoholverbod en een nog langere isolatie: hoe heeft IJsland daaruit een cultureel aanbod kunnen puren dat de wereld fascineert? Bozar speelt vijf maanden gids.
Björk natuurlijk, aan haar denkt iedereen die gevraagd wordt om een IJslandse artiest te noemen. Maar in eigen land kon het techno-elfje de mensen lange tijd niet enthousiasmeren. Toen de zangeres in Europa haar succes opbouwde, dacht IJsland er het zijne van.

'Niemand hier geloofde aanvankelijk dat Björk wereldberoemd was', vertelt Hallgrimur Helgason. 'We dachten dat het om een reclamestunt ging. Iemand uit IJsland succesvol? En dan uitgerekend Björk? Daar was ze veel te avant-garde voor. En hier vertrouwde men geen artiesten. Toen Björk bij jullie haar eerste festivals speelde, kon ze hier zelfs geen kleine zaal vullen.'
Helgason is de succesvolste eigentijdse auteur van zijn land, een status die hij verdient op basis van één boek, 101 Reykjavik. Er gingen 15.000 stuks van over de toonbank, en 30.000 mensen zagen de verfilming. Dat zijn cijfers die kunnen tellen voor een bevolking van 300.000 mensen, en ze wijzen op een onuitgegeven revolutie in het rijkste land ter wereld: sinds enkele jaren wordt cultuur er als waardevol beschouwd. En daarin heeft Björk haar rol gespeeld.
'Duizend jaar leefden we hier geïsoleerd. De taal zat opgesloten in een frigo. Pas de jongste vijftien jaar is alles hier opengegaan. Björks succes heeft ons heel veel zelfvertrouwen gegeven', zegt Helgason. 'Dit is de gouden eeuw van de IJslandse cultuur. Nu beseffen ze hier voor het eerst dat cultuur goed is.'

Gekheid
IJslanders hadden in de loop van de voorbije eeuwen wel wat anders aan hun hoofd dan cultuur. Het volk, dat afstamt van Noorse en Keltische inwijkelingen, overleefde als een kleine gemeenschap dankzij zijn inkomsten uit de visvangst. Landbouwgrond is er nauwelijks, het eiland telt meer vierkante kilometer gletsjers dan de rest van Europa samen, en moet constant rekening houden met vulkanische gevaren. In zo'n context is artiest worden meer dan een keuze: het is gekheid.
'Get happy! Get drunk!', schreeuwt een stoere IJslandse ons toe wanneer we aankomen op een launch party van Iceland Airwaves, het muziekfestival dat jaarlijks plaatsvindt in november en steeds meer aandacht uit de wereld krijgt. Honderden groepjes bezetten alle mogelijke podia in Reykjavik en de meesten van hen dromen er niet van de wereld te veroveren: ze hebben er gewoon grote lol in om iets te creëren wat het duister verdrijft.
Zo is Jón Jónsi Birgison er ook aan begonnen. De excentrieke zanger van Sigur Rós, na Björk de bekendste IJslandse act, zingt met een falset die de wereld verbaast, maar vindt daar niets ongewoons aan. 'Alles vertrekt vanuit het onbewuste bij mij. Ik ben opgegroeid, ben muziek gaan maken, dus die zal wel met het land te maken hebben. En het is vaak lang donker bij ons. Ik maak muziek om gezond te blijven in het duister.'
Met 500 bands is popmuziek de meest verspreide cultuur in IJsland, simpelweg omdat het goedkoper is voor jongeren om een plaat te maken dan een film. En omdat kunstenaars in Reykjavik zich weinig illusies maken over de export, spelen ze wat ze willen.

Waterval
Popmuziek, theater en dans, film en literatuur, beeldende kunst en performance art: ze geven allemaal present op Iceland on the edge, een groots kunstenfestival dat van 27 februari tot 15 juni plaatsvindt in Brussel. Een dergelijke artistieke happening is haast ongezien, maar IJsland heeft dan ook veel te bieden en spreekt tot de verbeelding. De taal heeft een heel oude vorm bewaard, de energiewinning wordt als een voorbeeld voor de wereld beschouwd en nergens in West-Europa is de natuur beter intact gebleven.
De opvallendste installatie waarmee het festival deze week opent, is Waterfalls van Rúrí: een indrukwekkende projectie van neervallende waterstromen op tientallen schermen, begeleid door het bijbehorende natuurgeluid. Dat wordt bovendien beïnvloed als je door de installatie loopt. 'In IJsland heb je honderden watervallen', zegt de artieste. 'Dat lijkt veel, maar het zijn er minder dan vroeger. Om één elektrische centrale te bouwen bij Kárahnjúkar om een aluminiumfabriek te installeren, moesten tientallen watervallen verdwijnen. Daar is veel protest tegen geweest: een heel jaar lang, dagelijks voor het parlement. En dan moet je weten dat IJslanders heel rustige mensen zijn die zelden staken.' Rúrí, die haar installatie voor het eerst toonde in 2003 in Venetië, noemt de natuur in IJsland het kostbaarste bezit van haar volk. 'Onze natuur is niet getemd. Dat moeten we zo houden, waarom zouden de mensen anders nog komen?'

Wildernis
Reykjavik is geen stad die Europese toeristen per se moeten hebben gezien. De etalages in de natte winkelstraten ademen de sfeer uit die je in een koude Europese uithoek verwacht en mooie gebouwen zijn er nauwelijks. Het is amusant om in opschriften als 'steikhús' en 'grillhúsið' pogingen te zien om de archaïsche taal te moderniseren. 'Maar,' zegt Margret Hallgrimsdottir, 'we proberen eigenlijk vooral om onze duizend jaar oude taal te bewaren door echt nieuwe woorden te vinden voor nieuwe dingen. Een computer wordt een tölva, naar analogie met völva, wat een waarzegster is.'
Hallgrimsdottir is de directrice van het vernieuwde Nationaal Museum, waar elk jaar tweehonderdduizend bezoekers komen kijken naar de geschiedenis van het eiland - de helft buitenlanders. Maar niet de bootjes, het zeldzame houtsnijwerk of de wandtapijten zullen in Brussel te zien zijn, wel een bijzondere collectie drinkhoorns. 'Ze zijn uniek, en er zijn er maar een twintigtal bewaard', zegt de directrice.
Ook het Stedelijk Museum, in het centrum van Reykjavik, krijgt voor de helft buitenlandse bezoekers over de vloer, en die zien vooral hoe IJsland geen grote traditie van schilderkunst heeft. 'We hebben een traditie van huisje, berg en waterval', zegt de directeur Hafþór Ingvason glimlachend. De bekendste schilder is Johannes Kjarval, een duivel-doet-al die op zijn eentje de meeste twintigste-eeuwse stijlen in zijn land binnenbracht. In Brussel is hij de sleutelfiguur in de expositie Magicians of nature.
Maar Ingvason wilde ook iets moderners: hij werkte enkele jaren in de VS en organiseerde bij zijn terugkeer een project rond de relatie tussen land en wildernis. 'Ik wilde een expo over hoe artiesten met onze wilde natuur omgaan. We hebben gezocht naar de dramatiek in de natuur. Daaruit zijn veel jonge werken gekomen. Het resultaat, Dreams of the sublime and nowhere, is een eigentijdse expo zoals die voorheen nooit in IJsland te zien was.'

Overleven
Voor al die artiesten in IJsland is er maar één manier om te overleven, en dat is succes hebben. Er zijn nauwelijks kunstverzamelaars in IJsland, mensen kopen niet veel boeken, de 500 mensen die klassieke concerten bezoeken zijn steeds dezelfde, de opera overleeft enkel met heel zware subsidies, en in heel IJsland zijn drie theatergezelschappen. Die theaters moeten musicals programmeren om ook stukken van pakweg Kafka te kunnen betalen, maar daar zit niemand mee in.
'Je kan je niet tevreden stellen met enkel de intellectuelen', zegt de veelzijdige theater- en filmregisseur Baltasar Kormákur. Hij is een van de centrale gasten in Brussel. Hij stelt er zijn eigenzinnige bewerking van Ibsens toneelstuk Peer Gynt voor en schuift mee aan op een filmavond waar zijn film 101 Reykjavik getoond wordt. Het is een verfilming van het gelijknamige succesboek van Hallgrimur Helgason (zie hoger), gesitueerd in de vroege jaren 1990 in Reykjavik.
Kormákur: 'IJslandse lezers houden van moeilijke mensen en onmogelijke vrouwen. De antiheld in het boek en de film is een dertiger die bij zijn moeder in Reykjavik leeft. Hij is een nihilist, hij slaapt steeds met de verkeerde vrouwen, het klimaat rond hem is cynisch, en de humor is politiek incorrect. Het is heel typisch. We zijn daarin behoorlijk cynisch: we nemen niet snel iets au sérieux. We lijken wat op de Finnen en zijn zeker niet te vergelijken met de Zweden of de Noren.'
Peter Vantyghem
Source:
www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=QH1OHDND
Leo Vebeke thx for the suggestion.

Engin ummæli: